- 3 -
19. Een schri.jven van burgemeester en wethouders van Purmerend. houdende
het verzoek om adhesie te betuigen aan een motie van de raad van die
gemeente waarbij er bij de regering en de Staten-Generaal op wordt aan-
gedrongen maatregelen te treffen, waardoor de uitkering op grond van de
Pinanciële Verhoudingswet 1960 terzake van de factor sociale zorg wordt
gebracht van 80 op 90% van de netto ten laste van de gewone dienst van
een gemeente gebleven kosten, zulks met inbegrip van de apparaatskosten.
Wij geven u in overweging aan deze motie adhesie te betuigen en daarvan
tevens kennis te geven aan de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.
20. Een schri.jven van het bestuur van de Fiyske Nas.jonale Parti.j dd. 18 fe—
bruari 1970. houdende toezending van een afschrift van het Tweede Mémo
randum betreffende de financiële verhoudingswet 1960, met het verzoek
bij de ministers van Financiën en Binnenlandse Zaken op te komen tegen
het onrecht, dat de kleine gemeenten wordt aangedaan ten aanzien van de
uitkeringen uit het gemeentefonds.
Burgemeester en wethouders kunnen zich in grote lijnen wel met de in-
houd van het tweede mémorandum verenigen. Ten aanzien van de sub D en E
getrokken conclusies merken zij het volgende op.
In zijn algemeenheid lijkt het vrijwel onmogelijk om een voor aile ge
meenten aanvaardbare en bevredigende oplossing te vinden voor het pro-
bleem van de financiële verhouding tussen het rijk en de gemeenten.
Wat de suggestie betreft om het totaalbedrag dat de gemeenten uit het
gemeentefonds ontvangen, door het rijk aan de provincies te doen uit-
keren en wel zo, dat de inwoners van aile provinciën gelijkelijk wor-
den behandeld, zijn wij van mening, dat dit geen verbetering is. In de
eerste plaats omdat dan twee keer een verdeelsleutel moet worden gevon-
den, n.l. êên keer voor de verdeling over de provincies (wat betekent
in dit verband gelijkelijke behandeling van de inwoners van aile pro
vincies) en vervolgens voor de toewijzing van de middelen aan de indi—
viduele gemeenten binnen die provincies.
Maar bovendien lijkt deze gedachte in strijd met het idee van de decen-
tralisatie. Een volledige doorvoering van de decentralisatiegedachte
kan alleen maar tôt de conclusie leiden, dat de middelen van het fonds
door de gemeenten zelf moeten worden verdeeld, zonder inmenging van mi—
nister of provinciaal bestuur.
Via de raad van de gemeentefinanciën oefenen de gemeenten 00k nu een
naar de mening van het collège belangrijke invloed uit op de verdeling
van de middelen van het fonds. De onder punt E vermelde suggestie om de
raad voor de gemeentefinanciën op te heffen wijzen zij daarom volledig
van de hand.
Burgemeester en wethouders stellen voor aan de ministers van Financiën
en Binnenlandse Zaken te berichten dat aan het Tweede Mémorandum van de
Fryske Nasjonale Partij adhesie wordt betuigd, met dien verstande dat
de suggesties om de middelen van het gemeentefonds via de provincies
te verdelen en de Raad voor de Gemeentefinanciën op te heffen niet kun
nen worden onderschreven.
S t i e n s, 20 maart 1970»
Burgemeester en wethouders van Leeuwarderadeel,
de secretaris, de burgemeester,
J.P. VAN DER KOOI. H. BOSCHMA.
In de portefeuille is verder nog een aantal stukken gelegd, dat niet voor
vermelding als agendapunt in aanmerking komt.