- 3 - De voorzitter zegt, dat de woningstichting erg huiverig is voor de bouw van bejaardenwoningen in Jelsum. Door versnippering zullen de huren onherroepelijk stijgen. Men is er nu al niet helemaal gerust op of de berekende huren wel aanvaardbaar zijn voor toekomstige bewoners. De huren van een klein santal wo- ningen zullen nog hoger liggen dan van een groter complex. Mevrouw Bi.jlsma zegt, dat destijds is toegezegd dat in Jelsum vier bejaarden woningen zullen komen en dat zij dit toch graag gerealiseerd zal zien. De heer Kuipers is het met mevrouw Bijlsma. eens. Ook hij zal de bouw van deze vier woningen op prijs stellen, waardoor de bejaarden in hun eigen dorp kunnen blijven. Ook de heer Beeksma is van mening, dat eerder gedane toezeggingen moeten worden nagekomen. Fethouder Soepboer wijst er op, dat de woningstichting de woningen moet bouwen en niet de gemeente. Ook hij staat echter achter de bouw van deze woningen. De afspraak van de raad en het collège ligt er om vier woningen in Jelsum te bouwen en als dit half kan moet het helemaal. De heer Nijdam vraagt, of het niet mogelijk is een wat groter kwantum woningen - bijvoorbeeld 15 - in Cornjum te bouwen, wanneer de bouw van de vier woningen in Jelsum beslist uitgesloten is. Mevrouw Stolte vraagt, of de huren van de te bouwen woningen niet gelijk kunnen worden getrokken, ongeacht in welk dorp deze worden gebouwd. De heer Tulner wijst er op, dat door een dergelijke compensatie de huren van de woningen in Stiens slechts weinig verhoogd zouden behoeven te worden om een sluitend geheel te krijgen. De voorzitter wijst nogmaals op de afwijzende houding van de woningstichting. Compensatie van de huren acht hij vrijwel uitgesloten, omdat de woningen in verschillende bestemmingsplannen zullen worden gebouwd. Hij zegt toe deze kwestie opnieuw met de woningstichting te zullen opnemen en daarbij een nieui-'e kostprijs en huurberekening van de woningen in Jelsum en even- tueel Cornjum te zullen vragen en het resultaat aan de raad voor te leggt1. De heer Tulner komt vervolgens terug op het mémorandum van de F.N.P. Spreker merkt op, dat de consequentie van dit schrijven is, dat de raad van de gemeente- financiën moet verdwijnen. Hij vraagt, of het dan wel reëel is om aan dit mé morandum adhesie te betuigen. De voorzitter zegt het niet met de heer Tulner eens te zijn, daar er ook punten in het rapport staan, waarmee het collège van burgemeester en wethouders zich wel kan verenigen. De heer Tulner zegt, dat men onlangs besloten heeft aan een schrijven van de Rie fan de Fryske Biweging geen adhesie te betuigen, omdat men maar ten dele met dat schrijven kon instemmen. De voorzitter ant^oordt, dat het mémorandum van de F.N.P. op een ander plan ligt. Het schrijven van de F.N.P. is op zijn eigen mérités bekeken, zonder met beslissingen rekening te houden, die in soortgelijke gevallen in het verleden zijn genomen. Het collège van burgemeester en wethouders is van oordeel, dat in dit mémorandum zeer positieve punten aanwezig zijn, waarvan mededeling aan de minister bijzonder waardevol kan zijn. Naar aanleiding van punt 18 vraagt de heer Tolsma., of het collège van burgemees ter en wethouders meent resultaat te boeken met de maatregelen, die getroffen kunnen worden. De voorzitter is van oordeel, dat de te treffen maatregelen afdoende kunnen zijn. De heer Di.ikstra vraagt, of de politie op grond van de verordeningen niet zelf- standig kan optreden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1970 | | pagina 5