- 11 -
Artike1 276. Grootte vrn de schuilplaats.
1. De tôt schuilplaats bestemde ruimte of het daarvoor bestemde gedeelte
van de ruimte moet per woning een oppervlakte hebben van ten minste
1 m2, vermeerderd met 0,5 m2 voor elke ka^ner die de woning bevat. Van
deze oppervlakte moet de evenwijdig aan de dichtsthLj zi jnde gevel ge—
meten zijde ten minste 1.50 m zijn.
2. De schuilplaats moet per woning een inhoud hebben van ten minste 3 ni3
voor elke kamer die de woning bevrt. Bij de bepaling van deze inhoud
mag de inhoud van met de schuilplaats in verbinding staande portalen
niet zijnde een hoofdtoegangsportaal van het gebouw van gangen,
alsmede van daaruit toegankelijke ruimten, worden medeberekend, mits
deuren aanwezig zijn die deze portalen, gangen en ruimten kunnen af—
sluiten van de buitenlucht of van het hoofdtoegangsportaal.
Artikel 277. Uitgangen van de schuilplaats.
Indien de in één ruimte aanwezige schuilplaatsoppervlakte of de in een
aantal nabij elkaar gelegen ruimten gezamenlijk aanwezige schuilplaats
oppervlakte een vereiste grootte van meer dan 100 m2 heeft, moeten ten
minste twee uitgangen aanwezig zijn, die zodanig zijn gelegen dat bij ver-
sperring van één der uitgangen door beschadiging van het gebouw ten min
ste één uitgang nog redelijk bruikbaar kan zijn.
Artikel 278. Zi.i- en bovendekking van de schuilplaats.
1. De tôt schuilplaats bestemde ruimte of het daartoe bestemde gedeelte
van de ruimte moet zodanig door wanden zijn omgeven, dat van buiten
naar binnen haaks op de wanden getrokken horizontale lijnen een mate—
riaalhoeveelheid doorsnijden, waarvan het gezamenlijk gewicht ten min
ste 470 kg per m2 bedraagt, welke oppervlakte haaks op de betreffende
lijnen moet worden gemeten.
2. Boven de schuilplaats moeten vloeren of daken voorkomen, waarvan het
gezamenlijk gewicht 470 kg per m2 bedraagt.
3. Een wandgedeelte, waarvan de ondergrens ten minste 1.80 m boven de
vloer is gelegen, behoeft niet aan de in het eerste lid gestelde eis
te voldoen, mits ter hoogte van de ondergrens van dat wandgedeelte een
van binnen uit bereikbaar horizontaal vlak van ten minste 20 cm breed-
te aanwezig is, in staat een last van 230 kg per m lengte te dragen.
4. Van de eis, gesteld in het tweede lid, kan ten opzichte van het hori
zontale grensvlak boven de schuilplaats voor ten hoogste 1$ van de
vereiste oppervlakte worden afgeweken.
5. Bij de berekening van het gewicht van constructieswaarin holten voor
komen, wordt met het volume-gewicht per m2 gerekend.
Artikel 279» Overruimte.
Indien de oppervlakte van de schuilplaats groter is dan ingevolge artikel
276, eerste lid, is vereist, behoeft slechts de vereiste oppervlakte aan
het gestelde in artikel 278 te voldoen.
Artikel 280. Aangeven van de schuilplaats op tekeningen.
De tôt schuilplaats bestemde ruimte, dan wel het daartoe bestemde gedeel
te der ruimte, moet in de tekeningen, behorende bij de aanvraag om bouw-
vergunning, duidelijk zijn aangegeven.
Artikel 281. Samenstelling van vloeren, trappen en bordessen.
De vloeren, alsmede de gemeenschappelijke trappen en bordessen van de in
artikel 272 bedoelde gebouwen moeten, voor wat betreft het deel der con-
structie dat de belastingen opneemt, zijn samengesteld uit materiaal dat
geen organische stoffen bevat.