- 2 -
3. Vervroegde of versterkte aflossing zal véér 15 februari 1932 niet
mogen plaats hebben. Op of na 15 februari 1982 is de geldneemster
uitsluitend op de aflossingsverschijndata bevoegd tôt vervroegde
of verstcrkte aflossing over te gaan, mits zij daarvan tenminste
drie maanden tevoren schriftelijk aan de geldgeefster heeft kennis
gegeven, met vermelding van het juiste bedrag van de aflossing.
De sommen welke op deze wijze worden terugbetaald worden afgeschre-
ven van de laatste termijnen der periodieke aflossingen.
4. Indien de geldneemster van haar bevoegdheid sub 3 gebruik maakt ge-
durende het tijdvak van 15 februari 1932 tôt en met 15 februari
1986 zal zij aan de geldgeefster een boete verschuldigd zijn van
Wo en gedurende de volgende jaren van 1over het bedrag dat zij
aflost boven het sub 2 bepaalde
Het bedrag van de in artikel 2 genoemde jaarlijkse annuiteit zal,
ongeacht extra-aflossingentôt de algehele aflossing der hoofdsom
ongewijzigd blijven, behoudens de slottermijn, met dien verstande
dat het bedrag dat in elke annuiteit aan interest is begrepen, in
overeenstemming met een gedane extra-aflossing vermindert, en het
bedrag dat in elke annuiteit aan aflossing is begrepen, met het be
drag der interestvermindering toeneemt.
De geldgeefster heeft het recht, het restant der lening van 15 fe
bruari 2002 af schriftelijk geheel of gedeeltelijk op te vorderen
met inachtneming van een opzeggingstermijn van drie maanden.
5» Aile betalingen zullen zonder kosten voor de geldgeefster worden
gedaan te haren kantore te s-Gravenhage of daar, waar de geldgeef
ster dit zal bepalen, terwijl geen kwijting zal kunnen worden ge-
vorderd voor en aleer de verschuldigde bedragen in het bezit van
de geldgeefster zijn.
6. Indien enige terrnijn van rente en/of aflossing niet op de verschijn--
dag als boven omschreven mocht zijn betaald, dan vermeerdert het
niet betaalde bedrag met een ooete van 1 per maand - een inge-
treden maand als een voile gerekend - en wordt de hoofdsom of het
onafgeloste gedeelte daarvan en al het verder verschuldigde terstond
en ineens opvorderbaar
De hoofdsom van de geldlening of het restant daarvan zal met de in-
teresten, extra-interest en kosten onmiddellijk opeisbaar worden in
dien de geldneemster nalatig is in de betaling van enig krachtens
deze overeenkomst verschuldigd bedrag;
bij beëindiging van het bestaan van geldneemster;
indien enige statutenwijziging plaatsvindt waardoor de belangen van
de geldgeefster zouden kunnen worden geschaad;
in geval van dwangaccoord buiten faillissement;
indien de geldneemster in liquidatie of ontbinding treedt, hetzij
vrijwillig, hetzij gedwongen;
in geval van faillissement, aanvraag tôt faillietverklaring of tôt
surséance van betaling, bij beslaglegging, hetzij conservatoir
hetzij executoriaal op enig eigendom van de geldneemster en in aile
andere gevallen waarin de geldneemster de vrije beschikking over
haar vermogen verliest, ailes onverminderd de bevoegdheid van de
geldgeefster om aile zodanige maatregelen te nemen tôt behoud van
haar rechten of tôt verhaal van haar vordering als de wet te harer
beschikking stelt en haar nodig of nuttig zullen voorkomen.
De geldneemster zal in gebreke zijn door het enkele feit van het
voorvallen van één der hier vermelde gevallen van onmiddellijke op-
eisbaarheid alsof zij bij bevel of andere soortgelijke acte in ge
breke ware gesteld.