Agendapunt 15 Voorstel 70/149 S t i e n s, 16 november 1970. Onderyjerp; uitkering overheids- personeel Aan de gemeenteraad. In verband met de ontwikkeling in het particulière bedrijfsleven ten aan- zien van de toekenning van de zg. f 400,uitkering, heeft de Regering be- sloten het overheidspersoneel eveneens voor een uitkering in aanmerking te brengen. Deze zal in twee gedeelten worden uitbetaald. Het eerste gedeelte zal f 200,bedragen en dient zo mogelijk in november 1970 te worden uit- gekeerd. Het tweede gedeelte van de uitkering dient in januari 1971 te worden uitbe taald en zal eveneens f 200,bedragen, tenzij vôôr 1 januari 1971 nog zou blijken, welk bedrag uiteindelijk in de voor de trendbepaling relevante be— drijfstakken gemiddeld is uitgekeerd, hetwelk dan bepalend zal zijn voor de hoogte van het in januari 1971 uit te keren bedrag. Zou eerst in de loop van 1971 dit gemiddelde bedrag kunnen worden vastge— steld, dan zal het eventuele verschil met het in januari 1971 uitgekeerde bedrag van f 200, in het kader van de trendmethodiek worden verrekend. Zo spoedig mogelijk zal de minister van Binnenlandse Zaken mededelen, op welk bedrag het tweede gedeelte van de uitkering moet worden gesteld. Voor beneden 23-jarigen geldt een afbouwregeling, te weten: 21 en 22 jaar f 1755 19 en 20 jaar f 150,5 17 en 18 jaar 125,jongeren f 100, C-een der vakcentrales heeft zich met de beslissing van de regering kunnen verenigen. De vakcentrales waren unaniem van oordeel, dat deze uitkering f 400,dient te bedragen. Met betrekking tôt het door het Centraal Orgaan met de organisaties gevoer— de overleg kan te uwer informatie het volgende worden medegedeeld. Onder handhaving van hun bezwaren tegen de regeringsbeslissing om indien mogelijk de hoogte van de uitkering in januari 1971 vast te stellen via de weg van de trendberekening en met de verrekening niet te wachten tôt de na- calculatie-1971hebben de centrales van overheidspersoneel verklaard, zich om praktische redenen niet te zullen verzetten tegen de doorvoering van de uitkeringen door de gemeentebesturen op gelijke wijze als voor het rijks- personeel. Plaatselijk overleg kan derhalve achterwege blijven. De meerderheid van ons collège is van oordeel dat voor het gemeenteper- soneel aoortgelijke bezoldigingsmaatregelen dienen te worden getroffen, waarvoor een ontwerp-besluit ter vaststelling hierbij gaat. Burgemeester en wethouders van de secretaris, Leeuwarderadeel de burgemeester, J.P. VAN DER KCOI. H. BOSCHMA.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1970 | | pagina 65