Agendapunt 8
Voorstel 7l/f0 S t i e n s, 3 mei 1971c
Onderwerps
uitvoering Boswet.
Aan
de gemeenteraad.
Bij uw besluit van 17 juni 1966 goedgekeurd door gedeputeerde staten bij
hun besluit van 30 juni 1966, afdo 2, no. 7325 werd door u laatstelijk aan
gedeputeerde staten van Friesland ontheffing gevraagd van de verplichting
ingevolge artikel 1, lid 5 van de Boswet, om de grenzen van de bebouwde
kommen vast te stellen. Voor een goed begrip diene, dat de grens van de
bebouwde kom ingevolge de Boswet twee functies heeft.
In de eerste plaats gelden de bevoegdheden van bet Rijk en de verplichtin-
gen tegenover het Rijk alleen buiten de bebouwde kom. Dit betekent, dat de
verplichting om van de voorgenomen veiling van bomen mededeling te doen aan
de hoofdingenieur-directeur van het Staatsbosbeheer, welke plicht voort-
vloeit uit art. 2 van de Boswet, geen werking heeft ten aanzien van bomen
binnen een bebouwde kom. Ook de herplantplicht, die de Boswet oplegt aan
de eigenaars van gronden, waarop bomen zijn geveld of op andere wijze zijn
teniet gedaan, geldt niet als het bomen binnen de bebouwde kom betreft. Ten
aanzien van deze bomen kan het Rijk evenmin een kapverbod opleggen.
In de tweede plaats zijn de bevoegdheden van de gemeente en van de provin-
cie binnen de bebouwde kom groter dan daarbuiten.
De bevoegdheden van deze lichamen zijn namelijk binnen de bebouwde kom in
principe onbeperkt, maar buiten de bebouwde kom betreffen zij slechts de
alleenstaande bomen, de kleine bosjes als bedoeld in artikel 5j tweede lid
der Boswet en overigens alle houtopstanden die niet behoren tot een bij
het Bosschap geregistreerde bosbouwonderneming.
Uw college was destijds met ons van oordeel, dat in een bosarme gemeente
als deze, het niet noodzakelijk was om de grenzen van de bebouwde kommen
ingevolge de Boswet vast te stellen.
De bij uw bovenaangehaald besluit gevraagde ontheffing werd door gedepu
teerde staten laatstelijk voor 5 jaren verleend.
Deze termijn is op 7 juli 1971 verstreken, zodat opnieuw ontheffing moet
worden aangevraagd.
Aangezien de omstandigheden, op grond waarvan door u 5 jaar geleden onthef
fing werd gevraagd, nog precies dezelfde zijn, geven wij u in overweging,
opnieuw een dergelijk verzoek tot gedeputeerde staten te richten.
Burgemeester en wethouders van Leeuwarderadeel
de secretaris, de burgemeester,
J.P. VAN DUR KOOI.
H. BOSCHMA.