De heer Kuipers zegt, dat hij niet heeft bédoeld dat er mensen van buiten de gemeente
in de kulturele raad zitting moeten hebben.
Hij is alleen bang, dat de verenigingen het niet goed begrijpem en menen dat alleen
bestuursleden kunnen worden voorgedragen, terwijl er onder de andere leden veel des-
kundiger personen zijn.
De voorzitter zegt, dat de verenigingen duidelijk zijn voorgelicht en d± ze in aile
vrijheid een voordracbt hebben kunnen doen.
De heer Beeksma zegt de heer Kuipers niet goed te begrijpen.
Naar zijn mening is het altijd de bedoeling geweest om de mensen van vercigingan zelve
ta aktiveren.
De heer Bak zegt, dat de brief van burgemeester en wethouders zeer duidelijk is ge
weest.
Spreker is verder van mening, dat er discriminerend wordt gesproken over de kandida-
ten die naar voren zijn gebracht, terwijl deze nog niet eens een kans hebben gehad om
in deze raad te werken.
Spreker vindt dit onjuist.
De heer Kuipers zegt, dat discriminatie helemaal niet zijn bedoeling is. Hij wil echter
graag dat er meer wordt gedaan dan alleen het verstrekken van subsidies.
Hierna is een aanvang gemaakt met de stemming, welke het volgende resultaat geeft te
zien:
lid
plw.lid
blanco
1H.B. Atema
9
2
2. J. Bijlsma
2
9
3. J.Sj. Stienstra
10-
1
4. D.J. Kramer
1
10
5. D.J. de Vries
10
1
6. Tj. Plantinga
1
10
7. mevr. T. de Boer-Mulder
11
-
8. J.W. Zantema
-
11
9. F. Damstra
9
2
10. J. de Groot
2
9
11. S. Scholtus
9
1
12. J. Heegsma
1
9
1
Hieruit volgt, dat als leden van de Kulturele Raad zijn benoemd: mevr. T. de Boer-Muider
en de heren H.B. Atema, J.Sj. Stienstra, D.J. de Vries, P. Damstra en S. Scholtus en
tôt plaatsvervangend lid de heren J. Bijlsma, D.J. Kramer, Tj. Plantinga, J.W. Zantema,
J. de Groot en J. Heegsma.
Thans dienen nog door en uit twee leden voor eerder vermelde raad te worden benoemd.
Door de heer Tulner worden hiervoor kandiaaat gesteld mevr. Bakker en de heer J. Bak.
De heer Kuipers gaat accoord met de kandidaatstelling van de heer Bak, maar hij zegt
voor mevr. Bakker graag de heer Kamminga kandidaat te willen stellen.
In de hierna volgende stemming verkrijgt mevr. Bakker 1 stem en de heren Bak en Kamminga
respectievelijk 11 en 10 stemmen.
Op grond van deze uitsiag zijn de horen Bak en Kamminga eveneens benoemd tôt leden van
de Kulturele Raad.
Naar aanleiding van een daartoe strekkende vraag van de voorzitter verklaren beide hé
ron deze benoeming te aanvaarden.
«M
1