Br. 73/6c De raad der gemeente Leeuwarderadeel; gelet op de circulaire van het Centraal Bureau inz§ke gemeenschappelijke behande- ling van gemeentelijke personeelsaangelegenheden van 1 november 1972 no. 6279; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 december 1972; b e s 1 u i t vast te stellen de navolgende verordening: Verordening tôt wijziging van de Wachtgeldverordening. Artikel I. Artikel 2 lid 3 onder e. wordt gelezen alsvolgt: "e. tijd in een aangehouden betrekking, dan wel in een betrekking welke de wacht- 11 gelder had kunnen aanhouden doch uit welke hij vrijwillig ontslag heeft ge- nomen met ingang van de datum waarop het wachtgeld ingaat". Artikel II. Aan artikel 2 wordt een vierde lid toegevoegd, luidende alsvolgt: "4. Indien en voor zover diensttijd die bij de berekening van het wachtgeld in aanmerking is genomen met een overheidspensioen anders dan ten laste van het Algemeen burgerli jk pensioenf onds wordt vergolden, worden de duur en het be- drag van het wachtgeld met ingang van de dag waarop dit pensioen is ingegaan, herberekend, waarbij die diensttijd buiten beschouwing wordt gelaten" Artikel III. In lid 1 van artikel 10 komt de punt aan het einde van de zin te vervallen en wor den de woorden "door een door hen aangewezen geneeskundige" toegevoegd. Artikel IV. Het huidige artikel 16 wordt artikel 16 lid 1. Het cijfer 3 op de derde regel wordt vervangen door een 4* Een tweede lid wordt toegevoegd, luidende alsvolgt: "2. Indien de wachtgelder aanspraken heeft of verkrijgt op een uitkering krachtens de Werkloosheidswetde Ziektewet of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsver- zekering, wordt gedurende de termijn, waarover die aanspraken bestaan, het wachtgeld slechts uitbetaald voor zover het evenbedoelde uitkeringen te boven gaat". Artikel V. Artikel 21 lid 1 wordt gelezen alsvolgt: "1. Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de wachtgelder wordt aan de nage- 11 laten echtgenoot een bedrag uitgekeerd gelijk aan de bezoldiging als bedoeld w in artikel 3> over een tijdvak van drie maanden. Laat de overledene geen echtgenoot na, dan geschiedt de uitkering ten behoeve van zijn minderjarige wettige of natuurlijke kinderen, dan wel minderjarige pleegkinderen. Ont- breken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitkering ten behoeVe van de ouders, broers, zusters of meerderjarige kinderen van wie de overledene kostwinner was".

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1972 | | pagina 53