- 6 - dag aan mogelijke fouten in dit plan. Beide partijen hebben eigenlijk gelijk. Het buro Hajema wanneer zij zegt, dat met deze richtlijnen kon geen rekening worden gehouden en de provincie wanneer zij zegt, onze richtlijnen moeten worden toegepast voor aile plan— nen die na 1970 gereedkomen. Ik ben het eens met het buro Hajema dat dit plan goedgekeurd had kunnen worden onder de restrictie, dat het plan op dio en die punton riog^gewijzigd had moeten» worden. Wanneer u zegt wij gaan in beroep, dan betekent dit dat we er ten minste drie jaar mee zitten. Daar schieten we niks mee op. Ook hebben wij er niets aan om met de kwade kop- pen tegenover elkander te zitten. Waar wij behoefte aan hebben en waarook onze burgers behoefte aan hebben is te weten waar ze straks wel of niet bouwen mogen. Wij hebben nu de verplichting om binnen een jaar een nieuw plan vast te stàlen. De kans bestsd; nu om middels overleg met de provincie dit plan binnen die termijn klaar te krijgen. Uiteraard zal dan op verschillende punten moeten worden toegegeven, maar dit zal de provincie ook moeten doen. Op kleinigheden mogen we ons niet vastpinnen. Wanneer de heer Tulner vraagt is hier geen overleg geweest, moet worden geantwoord^ natuurlijk is er overleg geweest, ook met het Stedebouwkundig buro. Het behoeft eohter natuurlijk niet zo te zijn, dat je op aile punten gaat toegeven. Er blijven altijd dingen waaraan uit beleids— overwegingen niet kan worden toegegeven. Wat de herziening gaat kosten weet ik niet. Vermoedelijk een belangrijk bedrag, hetwelk uit eigen beurs zal moeten worden betaald. Hoewel het kollege het op verschillende punten eens is met het buro Hajema lijkt het ons toch het beste om middels overleg zo qpoedig mogelijk een nieuw plan vast te stel*- len, en dit kan alleen wanneer in de beslissig van Gedeputeerde Staten wordt berust. Met de betrokken Gedeputeerde heb ik niet meer gesproken. Wel met (h betrokken ambte— naar. De heer Dam zegt zich helemaal niet te willen begeven in een juridisch steekspel. Dit vindt hij ook niet zo belangrijk. Het gaat meer om de situatie waarin je je nu bevindt. Dat is een akelige situatie. De vraag is eigenlijk is er vûldoende vooroverleg geweest. Het lijkt mij toch toe, dat wanneer je voldoende vooroverleg pleegt toch min of meer de toezegging krijgt dat het plan wordt goedgekeurd en dat is naar mijn mening te weinig gebeurd. De voorzitter zegt, uw konklusie is de zelfde als de mijne n. 1. dat op een zo kort mo gelijke termijn een nieuw bestemmingsplan tôt stand moet worden gebracht. Wanneer de heer Dam vraagt, is er voldoende overleg geweest meen ik toch te zeggen van wel. Mocht de provincie behoefte hebben gehad aan meer overleg dan hadden zij toch kontakt kunnen opnemen, met de gemeente. Wel is het zo, dat er enkele knelpunten liggen, maar dit is een uitvloeisel van ons beleid, waar wij ook nu nog volledig achterstaan. Ik pas er echter voor om een stuk waaraan al twee jaar is gewerkt dan nog aan te pas— sen aan richtlijnen waarmede de provincie veel te laat komt. Vandaag of morgen kunnen er wel weer nieuwe richtlijnen komen, maar men kan niet aan het wijzigen blijven. Wanneer Gedeputeerde Staten dat hadden gewild, dat een bestemmingsplan tôt stand werd gebracht conforimhun richtlijneh,'~dan hadden- zij de" eerdere ,-brieven waarin werd aango— drongën op de ±ot^ standkbming van:.dit pian niet moeten schrijven. Wethouder Soepboer merkt op dat het kollege van burgemeester en wethouders ervoor zal ijveren om zoveel mogelijk flexabiliteit in het plan te houden. De heer Tulner wil graag dat door de raad een lijn wordt getrokken en wil daijéok graag dat het geschilpunt met de heer Dam, die ook een zekere schuld konstateert van de ge meente, wordt weggenomen. De heer Dam blijft bij zijn standpunt, dat met de kommissie ex artikel 8 van van het besluit. op de Ruimtèlijke' Ordgning te weinig overleg is geweest. De voorzitter zegt deze visie te willen bestrijden, omdat mocht daaraan behoefte eijn geweest dit van de provincie uit had moeten gaan en deze hebben hieraan geen behoefte gehad. Ik had verwacht, aldus de voorzitter, wanneer de opmerkingen zo ernstig warnn geweest de provincie ons erop had gewezen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1973 | | pagina 11