- 5 - Ik heb vele avonden besteed om de geschilpunten naast elkaar te leggen en met elkaar te vergelijken en ik kan maar een konklusie trekken: Dit is inderdaad spijkers op laag water zoaken. Ik ben blij dat u dit in uw prea-advies ook zo heeft gesteld, want dit is de emg juis- te omschrijving. Als men het met het principe van het bestemmingsplan met eens was geweest, dan naa er gerechtvaardigde kritiek kunnen komen. Maar de brief van Gedeputeerde Staten begint immers met te stellen, dat men het be stemmingsplan heeft beoordeeld naar de uitgangspunten die zijn gehanteerd. Zeer posi- tief dusî En nergens wordt ook maar een aanwijziging gegeven dat er uitgangspunten fout zyn ge hanteerd. Neen, alloen maar kleinigheden worden naar voren gebracht. Met als absolute giller naar nijn mening de opmerking dat voorschriften die na het bestemmingsplan tôt stand zijn gekomen in het bestemmingsplan moeten worden opgenomen. Wie kan dat? Ik vraag mij echter af, waarom men niet een keertje heeft gebeld? Graag wil ik van u horen, mijnheer de voorzitter, of er kontakten zijn geweest over dit plan. Of moet ik aannemen dat de provincie niet eens de moeite heeft genomen kontakt op te nemen en dat men alleen maar met gevoelens van wellust het rode potlood heeft gehanteerd.Als dat zo is, dan moet ik toch konstateren dat de haan van de burocraat op een zielige manier koning kraait. Het stuit mij tegen de borst, dat in deze zaak moet worden berust. Maar er zit met anders op. Is er echter geen gesprek mogelijk over zaak? Bijvoorbeeld na 1 maart, wan- neer daar een wat frissere wind waait? Hebt u mijnheer de voorzitter omtrent deze zaak nog gesproken met de beirokken Gedepu teerde? en zo ja, wat was het resultaat en zo nee waarom niet. Tenslotte wil ik u vragen wat gaat deze herziening de gemeente kosten? en verder geldt nu alleen wat de provincie ons voorschrijft of hebben de argumenten van de Ste- debouwkundige nog enige waarde. Of anders gezegd: hebben wij nog enige mogelijkheid om ons rechtsgevoel te bevredigen of moeten wij zo gezegd plat. De voorzitter zegt het volgende: De provincie is voorstander van bouwstroken. Deze worden echter niet gehanteerd. in ândere provincies. Ons kollege is de mening toegedaan, dat de voorkeur moet worden gegeven aan bouwpercelen. Ook de provincie is gedeeltelijk teruggekomen op haar visie. De provincie is van mening dat de bouwpercelen exact op de kaart moeten worden aange- geven. Voor ons is dit echter maar een aanduiding, die tôt een zekere hoogte flexibel is, zodat eventueel de keuze nog kan worden gelaten aan welke zijde van de boerderij men wenst te bouwen. De garantie die de heer Beeksma vraagt is echter alleen maar te geven op grond van het bestemmingsplan. Nu dit e'ohter niet is goedgekeurd zijn wij overgeleverd aan de toedem- ming van Gedeputeerde Staten. Een garantie onzerzijds is dus op dit moment niet te geven. Het blijkt aldus de voorzitter, dat de bevoegdheid van de gemeenteraad om bestemmings- plannen vast te stellen ontzettend klein is. Wanneer blijkt, dat intern bij de provin cie een rapport over dit plan bestaat van 24 bladzijden, dan wordt het wel ontzettend moeilijk om nog een bestemmingsplan goedgekeurd te krijgen. Ik vraag mij af of de raad in dezen nog een eigen bevoegdheid heeft. De heer Dam heeft terecht de vraag gesteld is het buro Hajema wel deskundiggg-t'Êi avenwel zo dat dit buro in diverse provincies werktmaar alleen in Priesland botst het tussen dit buro en de kommissie. En ik vraag mij met de heer Tulner af waaraan ligt dit? Door de heer Dam is het buro Hajema verweten dat zij slordig hebben gewerkt. Als voorbeeld hiertoe heeft hij genoemd d© terpen. De clou is echter dat de plaats van aile terpen nog niet juist bekend is. Ook nog niet bij de deskundige instanties. Met een inventarisatie hiervan is men momenteel nog bezig. De terpen zoals deze in de atlas- van Halbertsma ataan,zDu' .ochtcr .nauwkeuri aange geven. Ik ben het dan ook met de heer Dam oneens, dat er slordig' zcu zijn gewerkt, Het grote breekpunt is evenwel naar mijn mening de voorschriften, welke de provincie te laat heeft toegezonden. In—gevolge de wet op de Ruimtelijke Ordening hadden de ge— meenten de opdracht om voor 1 augustus 1970 een bestemmingsplan voor het buitengebied vast te stellen. Wanneer nu de provincie drie werken na deze fatàe datum komt, is het toch niet verwonderlijk dat door het stedebouwkundig-buro niet aan deze voorschrif ten kan worden voldaan. Overigens verdient het opmerking dat wel aan de destijds be- kende richtlijnen is getoetst. Naar mijn mening is de provincie dan ook evemzeer schul-

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1973 | | pagina 9