Agendapunt 16
Voorstel 73/ 139
Qnderwerp
Beroep firma de Boer en Dijkstra
tegen weigering vergunning voor
de bouw van eenrligboxenstal
Stiens, 19 november 1973
Aan
de gemeenteraad.
Door de firma de Boer en Dijkstra, Tichelwurk 21, Stiens is bij sclirijven van 2 oktober
1973, ingekomen 3 oktober 1973, bij uw raad beroep ingesteld tegen ons beslit tôt wei
gering van een vergunning voor de bouw van een ligboxenstal op het perceel kadastraal
bekend gemeente Hijum, sectie D.no. 943, plaatselijk bekend Aldlânsdyk te Stiens.
Deze bouwvergunning, welke op 21 augustus 1973 namens voornocmde firma door de heer
R. Tacoma, Brédyk 27 te Stiens bij ons kollege is aangevraagd, hebben wij geweigerd om
reden dat voor het betreffende perceel, waarop de ligboxenstal moet verrijzen, in het
op 26 augustus 1971 vastgesteide bestemmingsplan geen bouwperceel is toegekend.
Reclamanbn beschikken echter wel over een bouwperceel, hetwelk is gelegen rond de
boerderij Tichelwurk 21 te Stiens,
In het beroepschrirft worden een tweetal redenen opgesomd waarom van dit bouwperceel
geen gebruik kan worden gemaakt.
Dit zijn de volgende:
1. Doordat op een bedrijf met een ligboxenstal de koeien de gehele zomer op stal wor-
den gemolken is de centrale ligging van de stal t.o.v. de kavel zeer bolangrijk.
Wat ook tôt uitdrukking komt in de bestaande reden.
Het ons toegewezen bouwperceel ligt aan de rand van de kavel en is derhalve een
ongeschikte plaats voor het bouwen van enn ligboxenstal.
2. Het toegewezen perceel is zeer laag gelegen. Bouwen op dit perceel zou betekenen
dat aanzienlijk meer kosten zouden moeten worden gemaakt voor de ophoging van het
terrein en de toevoerwegen.
Uit deze redenen zal u duidelijk zijn geworden dat réclamant en enkel op bedrijf secono—
mische motieven vragen om op het gekozen perceel een ligboxenstal te mogen bouwen
inplaats van op het toegewezen bouwperceel.
Hoewel wij over het algemeen zeer wel ontvankelijk zijn voor deze motieven betwijfelen
wij toch wel of in het onderhavige geval de noodzaak hiertoe aanwezig is.
Dat de bouw bij de boerderij vanwege de toestand van het terrein duurder zal zijn dan
op het nu gekozen perceel valt moeilijk vanaf deze plaats te beoordelen.
De vraag is echter of er dringendo motieven zijn om de bouw op een andere plaats toe
te staan dan op het toegekende bouwperceel.
In principe is het uiteraard mogelijk om reclamanten toch een bouwperceel toe te kerœn
voor de gekozen bouwplaats, zij het dat door een dergelijke beslisisng wel een inbreuk
zou worden gemaakt op het principe van het bestemmingsplan voor het buitengcbied, dat
in beginsel er van uit gaat dat elk agrarisch bedrijf over een bouwperceel dient te
beschikken.
Aan dit,principe is voldaan, zodat reclamanten kunnen bouwen.
Wij zien voorshands geen dringende redenen om reclamanten door middel van een nieuw
bouwperceel de bouw op de aangegeven plaats mogelijk te maken.
Onze motieven hiertoe zijn de volgende:
1. uit een oogpunt van ordening van de ruimte lijkt het ons minder wenselijk dat los
van het hoofdbedrijf midden in een onbebouwd gebied dergelijke bouwwerken verrijzen.