- 10 -
De heer Tulner zegt, dat het hem exact om de financiële konsekwenties gaat die zullen
voortvloeien uit het stoppen van de groei.
De heer Tulner merkt vervolgens op, dat door 6 van de 11 raadsleden in principe nee
tegen dit struktuurplan is gezegd. Hij vraagt of het nu nog wel zinvol is de hevolking
hierover te horen.
De heer Dam zegt, dat het een voorlopige standpunt bepaling is en dat het dus wel zin
vol is om de bevolking te horen.
9. Voorstel tôt het nemen van een voorbereidingsbesluit voor een gedeelte van het be-
stemmingsplan Britsum (73/123)
Zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burge—
meester en wethoudors besloton.
10. Voorstel tôt het onbewoonbaar verklaren van de woningon Brédyk 6 en 8 te Stiens.(73/94)
Zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burge—
rpoevter en wethouders besloten.
11. Voorstel tôt vaststelling van een brandbeveiligingsverordening voor de gemeente
Leeuwarderadeel (73/124)
De heer Bak zegt, dat hij wel een beetjo huiverig tegenover deze verordening staat
daar in het pre—advies wordt gezegd, dat het onredelijke niet zal worden geeist en dat
enige soepàheid zal moeten worden toegepast bij het eisen van de diverse voorzieningen.
Wanneor deze verordening wordt aangenomen dan moet hij ook serieus worden toegepast,
aldus spreker.
Hij zegt zich af te vragen of in deze verordening zulke onredelijke eisen staan. Maar
zijn raoning gaat het verder niet op het toezicht op deze verordening op te dragen aan
de direkteur van gemeentewerken en dan achter zijn rug om te zeggen "neem het maar niet
zo nauw" of het staat er wel maar het moet soepel worden toegepast. In dit verband
wijst hij erop, dat ook het toezicht op de bouwvorordening op niets is uitgelopen. Hij
uit de vrees dat dit met deze verordening do zelfde weg zal gaan. Maar zijn mening is
het nadeel van een kleine gemeente, dat men clkaar te goed kent waardoor van een be-
leid, gestoeld op de wetweinig terecht komt. Hij pleit er verder voor om de artike-
lem 21, 30, 41 en Hoofdstuk D betrekking hebbende op de brandmelding in "Op 'e Skilie"
op te nemnn en een ovorgangsregeling met bepaalde bodrijven te maken om mot in achtname
van een bepaalde tijdsduur de gewenste voorzieningen aan te brengen.
Mevr.de Boer zegt, dat deze verordening moeilijk is te lezen. Zij zegt het een stuk te
vindon, dat typisch door ambtenaren is geschreven. Zij vraagt het kollege of het ook
mogelijk is, om uit deze verordening een leesbare samenvatting te maken. Verder zegt
zij er ook notie von te hebben genomen, dat deze verordening met soepelhoid zal worden
toegepast en dat niet het onredelijke zal worden geeist. Het is voor haar de vraag
wat onder soepelheid en onredelijk wordt verstaan. De een zal zo iets wel als zodanig
ervaren, doch de ander niet. Zij zegt best te geloven, dat dit kollege van goede wil
is, maar het kollege kan van samenstelling verandercn en dat nieuwe kollege kan dan
best zeggen we gaan deze verordening toepassen zoals hij er ligt. In het pre-advies
zegt zij te hebben gelezen, dat haar voorganger, de heer Bierma, nogal wat bedenkingen
tegen deze verordening had, omdat deze nog al wat konsekwenties met zich mede zou
brengen voor de landbouwbedrijven. Waar de landbouwbedrijven in de verordening worden
genoemd zegt zij niet te hebben kunnen ontdekken. Er wordt alleen maar gesproken over
woningen en inrichtingen. Haar haar idee is deze verordening erg onpraktisch voor
een plattelands gemeente als deze, want de agrariërs weten nu helemaal niet meer waar
zij zich aan hebben te houden.
Zij zegt de directeur van gemeentewerken niet te benijden om het toezicht dat in deze
verordening aan hem is opgedragen.
Haar haar mening heeft deze er een dagtaak aan.
De voorzitter zegt, dat zowel mevr. de Boer als de heer Bak het moeilijk hebben met
de woorden "onredelijk" en "3oepel".