Notulen van de besloten vergadering gehouden q? donderdagavond 31 januari 1974 in het gemeentehuis te Stiens. Aanwezig zijn de leden: de dames C.A. Bakker-Fijlstra, T. de Boer-Dankert en G. Mcolaij- Bultsma en de heren J. Bak, B. Beeksma, J. Dam, J. Kamminga, T. Kuipers en P. Tulner, alsmede de wethouders mevr. P. Stolte-van der Meulen en P. Soepboer. Voorzitter: H. Boschma burgemeester Secretaris: J.P. van der Kooi, gemeente-secretaris De voorzitter opent de vergadering en stelt aan de orde het voorstel van het kollege van burgemeester en wethouders m.b.t. het door de heer P. Velsma te Britsum ingediende oeroepsschrift tegen de weigering van een bouwvergunning voor het veranderen van zijn hooiberging (74/11). De heer Beeksma zegt, dat hij van oordeel is dat dit stuk deze avond niet op tafel had mogen liggen. Hij zegt te hebben verwacht, dat dit ook niet zou gebeuren. Zijns inziens moeten burgemeester en wethouders dit stuk terug nemen en aan de heer Velsma berichten dat de hooiberging kan blijven staan. voorzitter zegt, dat dit niet mogelijk is. Hij wijst er op, dat door bouw— en woningtoe— zicht terecht hieromtrent een rapport is uitgebracht. Een rapport dat door burgemeester en wethouders bij wijze van spreken bij Velsma niet onder het hooi kan worden gestopt. Hij veraoekt de vergadering met klem het voorstel van burgemeester en wethouders te steunen daar hij anders genoodzaakt zal zijn het besluit van de raad ter vernietiging voor te dra— gen aan de Kroon, daar dan immers door de raad in strijd zou worden gehandeld met zijn ei— gen verordening. De heer Kuipers zegt van mening te zijn dat burgemeester en wethouders wel een andere op— lossing hadden kunnen vinden. Zijns inziens staat n.l. in het pre—advies van burgemeester en wethouders een zwak argument. In dit pre-advies wordt er van uitgegaan dat de bestem ming van de hooiberging is gewijzigd in die van hok. Indien dit niet was aangenomen zou blijkens het gesitaerde artikel 47 van de Woningwet geen bouwvergunning vereist zijn geweest. Naar zijn mening is de hooiberging niet van bestemming gewijzigd. De voorzitter aegt deze mening niet te kunnen onderschrijven. Zijns inziens is de bestemming zeer zeker gewijzigd. De heer Tulner vraagt of het mogelijk is, dat een bouwverordening welke dateert van enkele jaren geleden strrrgent wordt toegepast op bouwwerken die dateren van misschien wel 100 jaai geleden. Haar zijn mening kunnen burgemeester en wethouders dan wel aan de gang blijven want er zullen zich wel veel meer van deze gevallen voordoen. Hij merkt verder op, dat de voor zitter wel wat vlug te berde brengt, dat deze verordening door de raad is vastgesteld. De voorzitter zegt, dat ook het kollege van deze kwestie iets heeft geleerd. Hij zegt met de heer Tulner van mening te zijn, dat het niet altijd mogelijk is de bouwverordening stringent toe te passen op oude bouwwerken. Zijns inziens moet daarom in voorkomende gevallen worden vermeden dat de betrokkene er een beroepszaak van maakt. Hij wijst er overigens wel op, dat het de heer Velsma is geweest die in dezen een verkeerde start heeft gemaakt. Zou deze voor af bij ons kollege hebben aangeklopt, dan zou er zeker een oplossing zijn gevonden b.v. door het laten bekleden van de binnenkant van het hok met asbeslçLaten. Wethouder Soepboer zegt te betwijfelen of dit van belang zou zijn voor de brandwerendheid. Zijns inziens behoeft voor brand van binnen uit niet zo erg te worden gevreesd.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1974 | | pagina 9