Agend apunt 4
Voorstel 74/55
Gnderuerp: Stiens, 16 april 1974
Voeren van een rechts'geding c
'>u ■->, v
Aan
de gemeenteraad
Op of onstreeks 19 april 1971 heeft de heer Joh. de Boer, Aldlânsdylc 90 te Stiens een
afrastering verwijderd uelke een afscheiding vornde tussen de door deze geneente in 1965
van zijn vader aangelcochte gronden in plan zuid en de aldaar aanwezige spoorlijn.
Genoeiade afrastering uas en is in eigendom bij de Hederlandse Spooruegen doch ingevolge
een Koninklijk: Besluit van 9.augustus 1922, Stb. 490 de eigenaars van de aangrenzende
gronden zijn verplicht voor een geede afscheiding te zorgen. Dit heeft als kcnsekwentie
dat de geneente heeft te zorgen dat deze afrastering in takt blijft. Toen dan ook de heer
de Boer ueigerachtig bleef on de afrastering te hersteBsn zijn v;ij genoodzaalct geweest on
een nieuue afrastering aan te brengen.Bij de ueigerachtige houding van de heer de Boer
hebben uij ons uiteraard niet neergelegd.
Reeds bij schrijven van 19 april 1971 hebben uij hem op zijn onrechtmatig handelen gewezen.
Tevens hebben wij hem in dit schrijven verzocht, do opruimingswerlczaamheden te staken en
vonrzover de afrastering reeds was opgeruimd, deze in oude toestand te herstellen.
Op dit aangetekende sclirijven heeft de heer de Boer op geen enkele uijze gereageerd.
ITadat door ons lcollege over deze kuestie advies uas gevraagd bij de Ver. van Reder landse
Geneenten (dit advies ligt voor u ter inzage in de raadsportefeu.ille hebben wij de heer
de Boer in een aantal brieven t.w. van 10 mei 1972, 11 september 1972 en 23 olctooer 1972
v;ederom over deze kv;estie benaderd. Ook op deze brieven hebben wij geen enkele reactie
ontvangen. Zelfs vjerd door de heer de Boer geen reactie gegeven op het navolgende in ons
schrijven van 23 oktober 1972.
"Tôt op dit moment hebt u niet de moeite genomen onze brieven van 10 mei en il september
j.l. te beantwoorden.
"Hoei;el uij deze handeluijze als zeer onelegant ervaren, hebben wij uit dit stilzuijgen ge—
"concludeerddat u zich Icunt verenigen met onze ziensuijze dat u de beiruste afrastering
"onrechtmatig hebt verv/ijderd.
"Uij achten het dan ook niet meer dan billijk, dat u de reëele waarde van deze afrastering
"aan ons vergoedt.
"Een nota hiertoe zullen uij up korte termijn doen toekomen.
In aansluiting hierop hebben uij de heer de Boer bij schrijven van 20 j.eoruari 1974 verzocht
aan ons de kosten te vergoeden die zijn gemaakt voor het herstellen van de afrastering. -:i
totaal bedragen deze kosten f 2.946,50 (exclusief b.t.u.Tôt onze veruondering^reageerde
de Boer bij schrijven van 14 maart 1974 net de mededeling, dat hij nimner lets neej.veiuij—
derd van gronden langs de spoorlijn, uelke door de geneente van zijn vader zijn aange^och
Hiermede doelt hij op het in onze brief van 19 april 1971 gestelde, dat de onderhavige
afrastering door natreklcing onze eigendom zouzijn geuorden, (door ons uera er toen nog^
van uit gegaan dat de afrastering op de landerijen van de rechtsvoorganger stonden). Uie
eigenaar is van de afrastering doet echter minder terzake. Het gaat om de vraag wie
onderhoudsplichtige is. Door zijn handelwijze heeft de Boer jegens de geneente een onrecht-
matige daad gepleegd, hetuelk door hem in een recent mondeling gesprek ook is.toegegeven.In
dit zelfde gesprelc heeft hij zich bereid verlclaard de ueggehaalde materialen^terug te geven,
doch hij blijft wèigerachtig de door de gemeente geleden schade te vergoeden.
Deze houding van de heer de Boer noopt ons lcollege uu raad voor te stellen bij de reenter
een vordering tôt schade /ergoeding uit een onrechtnatige daad, veroorzaalct door de neer
Joh. de Boer voomoemd, in te dienen.
Het verlcrijgen van een vonnis van de rechter is noodzalcelijk om een schadevergoe ding -e
verlcrijgen
Zoals belcend, bezit het vonnis van de rechter een executoriale titel d.u.z. dat een deur-
v/aarder op grond van dit vonnis tôt invordering van de vastgestelde schadeloosstellmg
kan overgaan.