- 10 - B00FDSTUK G SCH0RSI1TG EN ONTSLAG Artikel G 1. 1. Onverminderd het bepaalde in artikel F 1 kan de vrijwilliger door burgemeester en wet- houders worden geschoirt a. wanneer hem het voornemen tôt bestraffing met onvoorwaardelijk ontslag is te kennen gegeven of hem van de oplegging van deze straf mededelmg is gedaan; b. wanneer tegen hem volgens de terzake geldende bepalingen van het Wetboek van straf- vordering een bevel tôt invereekeringstelling of voorlopige hechtenis wordt ten uitvoer gelegd. c. wanneer tegen hem een strafrechterlijke vervolging wegens misdrijf wordt mgesrteld d. in andere gevallen, waarin schorsing wordt gevorderd door het belang van de dienst, 2. Het schorsingsbesluit bevat in ieder geval a. een aanduiding van het tijdstip waarop de schorsing ingaat; b. een nauwkeurige aanduiding van de in het eerste lid bedoelde omstandigheid of om- standigheden welke tôt de schorsing aanleiding heeft of hebben gegeven; c. een zo nauwlceurig mogelijke aanduiding van de duur der schorsing. Artikel G 2. Het besluit van burgemeester en wethouders tôt het verlenen van ontslag viordt op schrift gesteld, met vermelding van de datura van ingang van het ontslag dan wel een omschrijving of aanduiding van die datum, aismede nauwkeurig de grond waarop het ontslag berust. Artikel G 3. 1. Indien de vrijwilliger ontslag verzoekt, wordt hem dit vetlennd. 2. Dit ontslag wordt niet verleend met ingang van een datum gelegen binnen een maand dan VJei later dan drie maanden na de datum waarop het verzoek om ontslag is ingekomen*- 3. Indien de vrijwilliger dit verzoekt, kan van het bepaalde in het tweede lid worden afge- weken. 4. Indien een strafrechterlijke vervolging tegen de ambtenaar aanhangig is, of indien over wogen wordt hem in aanmerking te brengen voor disciplinaire straf, kan het nenen van een beslissing op een verzoek om ontslag worden aangehouden totdat de uitspraak van de strafrechter of de beslissing inzake de disciplinaire straf onherroepelijk is gewor- den. Artikel G 4. 1. Burgemeester en wethouders verlenen de vrijwilliger ongevraagd eervol ontslag op grond van het bereikt hebben van de 55-jarige leeftijd. Dit ontslag gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de leeftijd van 55 ja-ar is bereikt. 2. Ten aanzien van de commandant kan in bijzondere gevallen van de in het eerste lid genoem- de leeftijd worden afgeweken, mits hij op grond van de organisatie van de brandweer m de uitoefening van zijn funktie bij brand wordt bijgestaan door een of meer officieren, met dien verstande dat betrokkene in ieder geval bij het bereikt hebben van de 60-jarige leef tijd op de in het eerste lid bedoelde v/ijze wordt ontslagen. 3. Het ingaan van het ingevolge het bepaalde in de vorige leden te verlenen ontslag kan, indien het opschorten van de ingangsdatum van het ontslag door burgemeester en wethouders in het belang van de dienst wordt geacht, cits de vrijvhLlliger zulks heeft verzocht of daarmede instemt en hij blijkens het ingewonnen advies van een door burgemeester en wethou ders aangewezen geneeskundige lichamelijk en psychisch in staat kan worden geacht zijn be—

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1974 | | pagina 101