Agendapunt 13 J Voo-rstel 74/ 16u Onderwerp: S t i e n s, 4 november 1974 onroerend goedbelasting r Aan de gemeenteraad Reeds in de vergade,ring van uw collège van 30. mei j.l. werd besloten tôt de invoering- van de belasting op onroerend goed volgens de waarde in het economieoh verkeer. In de- daaraan volgende raadsvergadering van juni 1974 werd besloten de te verrichten taxaties te doen uitvoeren door de Commissie Rotterdam. Teneinde de onroerend goedbelasting te kunnen invoeren per 1 januari 1976 dient de be- treffende belastingverordening door de raad vdôi' 1 januari 1975 "te worden vastgesteld en toegezonden aan de minister van Financiën. Bijgaand doen wij u een ontwerp-verordening toekomen, waarin de betreffende materie is ge- regeld. Deze ontwerpverordening is grotendeels identiek aan het model van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Ten aanzien van de vrijstellingen van de belasting menen wij een afwijkende regeling te moeten treffen. Wij zijn van oordeel dat - behoudens de in de wet genoemde vrijstellingen - het aantal vrijstellingen behoort te worden beperkt tôt die objecten, waarvan het geen nut oplevert deze in de belasting te betrekken b.v. plaht- soenen, parken, waterpartijen, bij de gemeente in eigendoir^ straatmeubilair, zoals licht- masten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, banken,abrifs, etc. Ten opzichte van land- en waterwegen, niet in eigendom en beheer bij de gemeenteT menen wij een minder tolérante houding te moeten aannemen. Immers raoet 00k de gemeente b.y^ waterschapslasten, betalen voor gemeentelijke wegen, gelegen in éèh~waterschap. Het zou o.i. van weinig zakelijkheid getuigen indien omgekeerd de viaterschapswegen in de gemeente zouden worden vrijgesteld. Ook ten aanzien van de spoorwegen menen wij deze gedragslijn te moeten volgen en geen vrijstellingsbopaling te moeten opnemen. Ook door de n.v. Hoder- landsche Spoorwegen worden aan de gemeente in voorkoraende gevallen aile kosten volledig in rekening gebracht. Te uwer informatie laten wij hieronder de wettelijke vrijstellingen volgen: a. gebouwde eigendommen, met inbegrip van de ondergrond en van hun gebouwde en ongebouwde aanhorigheden, welke in hoofdzaalc zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten in de zin van de artikelen 13 en 14 van de Wet Premie Kerkenbouw (Stb. 1962, 538) een en ander, wat betreft de in artikel 2, eerste lidf letter a, bedoelde belasting, met uitzondering van eigendommen met hun aanhorigheden en van gedeelten van zodanige eigendommen, welke dienen als woning; b. on-gebouwde eigendommen, welke deel uitmaken van cp de voet van de Watuurschoonwet 1928 (Stb. 63) aangewezen landgoederen, met uitzondering van aanhorigheden van gebouw de eigendommenf c. natuurterreinen, waaronder begrepen duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, welke door rechtspersoçnlijkheid bezittende instellingen die zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, worden beheerd. In de belastingverordening kar de toepassing van een vrijstelling afhankelijk worden gesteld van een schriftelijk verzoek. Op grond van de wettelijke voorschriften kan derhalve alleen de Stichiing "Martena-State" voor het park Martena-State exclusief de gebouwde eigendommen op grond van het sub c gemelde, in deze gemeente aanspraak maken op vrijstelling. Uit bovenstaande kan mede worden geconcludeerd, dat militaire terreinen, alsmede de daar- op aanwezige gebouwen, installaties, e.d. niet onder de vrijstellingsbepalingen vallen. Zulks is voor deze gemeente van belang voor zover de militaire vliegbasis in deze gemeente is gelegen. Openbare gebouwen genieten eveneens geen vrijstelling. Weliswaar waren deze gobouwon tôt dusverre onbelast voor de grondbelasting, doch voor de wegbelasting werden zij reeds afzon- derlijk getaxeerd en aangeslagen. Ook bij- andere heffingen van openbare lichamen worden openbare gebouwen dikwijls betrokken_.b, v. verontreinigingsheffing door de provincie, welke ook voor b.v de scholen, het gemeentehuis en het bureau van gemeentewerken wordt geheven.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1974 | | pagina 65