- 3 - Artilcel 9» Péildatum heffings- 1. De heffingsgrondslag wordt vastgesteld naar de toestand op grondslag 1 januari 1976 en vervolgens naar de toestand op een tijdstip dat telkens 'j jaren later valt. Indien met betreldcing tôt een onroerend goed de in artilcel 1 bedoelde uitzondering of eén in artilcel 7 bedoelde vrijstelling niet raeer lcan worden toegepast voor een belastingjaar waarvan het begin niet sa- menvalt met een in de vorige volzin bedoeld tijdstip, wordt de heffingsgrondslag alsnog vastgesteld op de onderstelde waarde in het economische verkeer, wellce aan dat onroerende goed zou zijn t^egelcend >p het direct aan dat belastingjaar voora,fgaande tijdstip dai; inge'volge het bepaalde in de vorige volzin in aanmerking zou zijn genomen, indien op dat tijdstip die uitzondering of die vrijstelling niet van toepassing was geweest. Een aldus vastgestelde heffingsgrondslag vindt toe passing voor elk belastingjaar - indien en voor zover daar- voor de evenbedoelde uitzondering of vrijstelling niet van toe- passing is - vallende in een tijdvak van 5 jaren, welk tijdvak aanvangt op een tijdstip als is bedoeld in de eerste volzin. 2. Indien de heffingsgrondslag op de voet van het eerste lid is vastgesteld en op enig tijdstip gedurende de eerste 5 jaren van het tijdvak waarvoor die heffingsgrondslag toepassing zou moeten blijven vinden, de viaarde in het economische verlceer vàjziging ondergaat als gevolg van, hetzij bouw, daaronc cr be- grepen verbouwing, of afbraak, hetzij verandering van bestem- ming, wordt in afwijking van het eerste lid de heffingsgrond slag opnieuw vastgesteld. Die nieuwe heffingsgrondslag wordt vastgesteld op de onderstelde waarde in het economische verkeer, wellce I in aanmerking zou zijn genomen, indien die bouw, afbraak of rr bestemmingsverandering zijn beslag had gekregen bij de aanvang van het evenbedoelde tijdvak. Alsdan treedt die opnieuw vast- gestelde heffingsgrondslag j.n de plaats van die welke op de voet /an het eerste lid laatstelijk is vastgesteld en vindt voor het eerst toepassing voor het belastingjaar volgende op dat waarin die vàjziging van de waarde in het economische verkeer is Artilcel 6. Belastingtarief 1. Voor elke voile f 3.000,van de heffingsgrondslag bedraagt de belast'ing beddiïér 1. in artilcel 1, letter a. .8,18 2. in r^tj.kcl 1letter b. f g 55 2. Indien de heffingsgrondslag" van een onroerend goed dat als woning en als' zodanig de belastingplichtige tôt hoofdverblijf dient, minder beloopt dan f 3.000,wordt in afwijking in zoverre Van het bepaalde' in het eerste lid terzake van dat onroerend goed de in artikeL 1, letter a, bedoelde belasting niet geheven, 3. Belastingaenslagen van minder dan f 10,worden niet opge- legd, Artikel 7. Vrijstellingen Do in ar';ikel 1, eerste lid, onder a en b bodoeldo belasting wordt niet geheven terzeke van: a. gebouwde eigendommen, met inbegrip vai de ondergrond en van .'I'. bxrr. gebouwde en ongebouwde aanhorigheden, welke in hoofdzaak r zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van i.ri.*. I f Y

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1974 | | pagina 79