den bij burgemeester en wethouders een schriftelijk verzoek
in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.
2. Het verzoek wordt ingcdiend binnen een maand na het verstrij-
ken van de in het eerste lid bedoelde termijnen.
3. Het eerste lid is niet van toepassing, indien over een in het
eerste lid bedoeld belastingjaar reeds een aanslag is opge-
legd, dan wel redelijkerwijs moet worden aangenomen dat over
dat belastingjaar geen belasting verschuldigd is of geen
aanslag zal worden opgelegd.
4. De vorige leden z:'jn van overeenkomstige toepassing in de ge-
vallen als zijn bedoeld in artikel 5» tweede lid, met dien
verstande dat voor een belastingjaar als is bedoeld in het
eerste lid in de plaats treedt het in artikel 5» tweede lid,
laatste volzin, bedoelde belastingjaar.
Artikel 12.
Overdracht bevoegdheden Burgemeester en wethouders kunnen een of nerr gemeonte ambtena—
ren aanwijzen, die in hun plaats treden met betrekking tôt de
uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing
van een in het artikel 1 bedoelde belasting.
Artikel 13.
Nakoming verplichtin-
gen
De verplichtingen, als bedoeld in de artikelen 47»50 ©n 51 van
de Algemene wet inzalce rijksbelastingen jegens burgemeester en
wethouders, gelden mede jegens de door burgemeester en wethou
ders aangewezen ambtenaren der gemeentelijke belastingen.
Artikel 14.
Inwerkingtreding en
citeertitel
1.
2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari
1975 en vindt voor het eerst toepassing met betrekking tôt
het belastingjaar dat met 1976 aanvangt.
Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening
Onroerend-goedbelastingen".
Aldus vastgesteld door de raad voornoemd
in zijn openbare vergadering van
20 november 1974.
de se
ls|
\Jj
de voor
JP. -yan;!'cle>:rr-Kn'O 1")""
Op in zesvoud gezonden aan de Gedeputeerde Staten met het
verzoek hierop de Koninklijke goedkeuring te bevorderen en in enkelvoud in afschrift
ter kennisneming aan de Minister van Pinanciën.