Agendapuntb
Voorstel 75///^
Onderwerp Stiens, 22 juli 1975.
bezoldiging gemeente-personeel
Aan
de gemeenteraad
Bij circulaire van 17 juli 1975 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken aan de gemeen-
tebesturen bericht, dat het Kabinet ten aanzien van het burgerlijk rijkspersoneelin
het kader van het trendbeleid, tôt de volgende salarismaatregelen per 1 augustus 1975
heeft besloten:
1. de verwerking van de toeslag van 45»—— in de salarissen, welke mateneel zal terug
werken tôt 1 januari 1975 ten aanzien van de in de période van 1 januari tôt 1 augus
tus 1975 toegekende overwerkvergoedingen, toelagen onregelmatige dienst, tariefbe-
loningen etc.
2. een salariaverhoging vanwege de nacalculatie 1975 met 3,01%, met een minimum van
42,50 P«maand; hiermede samenhangende zal over de période 1 januari tôt 1 augus
tus 1975 een nacalculatie-uitkering van 3.2% met een minimum van 40,— per maand
vorden verleend, waarbij tevens zal worden verrekend een bedrag van 26,95, dat
teveel aan pensioenbijdrage—verhaal werd ingehouden;
3. een salariaverhoging op grond van loonsverhogingen wegens prijsstijging in het be-
drijf8leven van 5%, met een minimum van 73,— per maandj
4. vijziging in het aysteem van vaststelling van de salarissen van de niet-volwassen
ambtenaren;
5. verhoging van de kortingsbèdragen wegens het genot van inwoning.
Gelet op de ontwikkeling terzake in het bedrijfsleven is voorts besloten de vacantie-
uitkering per 1 juni 1975 te verhogen van 7j% tôt 7,8%.
Uit bovenstaande ministeriële circulaire met bijlagen citeren wij nog het volgende:
Salarissen jeugdig personeel
Het huidige systeem van vaststelling van de salarissen van de niet-volwassen ambtenaren
door middel van een afbouw met periodieken heeft tôt gevolg dat algemane salarisverho-
gingen in de vorra van vaste bedragen (waar onder minima) de jeugdige ambtenaren ten
voile toevallen. Hierdoor ontvangen jeugdigen veelal een salarisverhoging, welke pro-
centueel uitgaat boven die voor volwassen ambtenaren, alsook bovert die van leeftijd
genoten in het bedrijfsleven. Gezien deze ontwikkeling - en nu tevens de incorporatie
van de, voor jeugdig personeel "afgebouwde", toeslag ingevolge de Machtigingswet aan
de orde is - heeft het Kabinet besloten per 1 augustus 1975 voor het vaststellen van de
salarissen van de niet-volwassen ambtenaren over te gaan op een ander systeem, namelijk
op dat van een procentuele aftrek per leeftijdsjaar, uitgaande van hec salarisbedrag
voor een 21-jarige in de van toepassing zijnde salarisschaal. Gelet op de verhaudmg
tussen de lonen van volwassenen en jeugdig personeel in het bedrijfsleven en op de thans
gevolgde praktijk bij de vaststelling van de minimum-jeugdlonen, is dit percentage vast-
gesteld op 1\ per leeftijdsjaar. Vermindering met evengenoemd percentage kan meteen
worden toegepast voor de jeugdigen, ingedeeld in de schalen 1 tôt en met 43 van de bij âge
A 1 van het Bezoldigingsbesluit(waarin thans een aftrek met twee periodieken per leef-
tijdsjaar plaatsvindt)Dit is echter niet het geval ten aanzien van degenen ingedeeld
in hoger genummerde schalen van de bijlage A I en in de bijlage B I (aftrek. thans éen
periodiek per leeftijdsjaar)In verband hiermede zal het nieuwe systeem voor laatstgenoemde
schalen geleidelijk worden ingevoerd. Dit kan worden bereikt door de aftrek van 7J% per
leeftijdsjaar voorlopig te vervangen door een afbouw van de salarisverhoging, in die
zin, dat de verhoging die een vôlwassene in de van toepassing zijnde schaal ontvangt,
per leeftijdsjaar naar beneden met 20% wordt verminderd, met dien verstande, dat de
salarisverhoging voor de onderhavige categorieën ditmaal minimaal 5% bedraagt. Voren-
bedoelde afbouwmethode zal worden gevolgd tôt het tijdstip, dat toepassing van het sy
steem van vermindering met 7|% per leeftijdsjaar niet meer een finaacieel nadelig effect
heeft.