Agendapunts 22
Voorstel 75/13 3
OnderwerpS t i e n s, 21 augustus 1975.
vaststelling nieuwe ver-
ordening op de woonforen-
senbelasting.
Aan
de gemeenteraad. ?ov
In de vergadering van uw kollege van 27 mei 1971 vrerd besloten
tôt het vaststellen van een verordening op de heffing en invorde-
ring van een v/oonforensenbelasting in deze gerneente.
Deze belasting wordt geheven van natuurlijke nersonen die zonder
in de geraeentê hoofdverblijf te hebben, er gedurende het belas
ting jaar meer dan negentig dagen van dat jaar voor zich of hun
gezin een cremeubileerde woning beschikbaar hebben.
Als grondslag is destijds genomen het bedrag, waarvoor de woning
tegen brandschade is verzekerd en voor de niet verzekerde panden
de verkoopwaardezoals deze vanwege en op kosten van de gerneen
te is geschat.
Geheven wordt een minimum-bedrag van f 250,per v/oning bij een
verzekerde of getaxeerde v/aarde van f 25.000,en daar beneden.
In de praktijk blijken aan deze grondslag bepaalde bezwaren te
kleven. Zo wordt in sommige gevallen in de brandverzekerings—
polissen gewerkt met verschillende waarden (normale v/aarde of
herbouv/waarde) waardoor verschillen in belastingheffing ont-
staan, terwijl ook niet in aile gevallen de benodigde gegevens
vlot beschikbaar komen.
Deze bezwaren hebben wij tôt nu toe geaccepteerd omdat het niet
eenvoudig is een andere grondslag te vinden.
Nu echter met inganq van 1 januari 1976 de verordening op de hef
fing en invordering van de onroerend goedbelasting in werking zaJ
t£@(jen, waarvoor ook de -ltweede woningen zijn getaxeerd, is de
mogelijkheid tôt het hanteren van een andere grondslag aanwezig
en wel de getaxeerde waarde voor de genoemde belasting.
Van deze mogelijkheid zouden wij gaarne gebruik willen maken.
Bovendien zouden wij van deze gelegenheid gebruik willen maken or
het minimum tarief van 250,-- per woning met 10% te verhogen er
te brengen op f 275,- per jaar.
Uit een vergelijking tussen de v/aarden ingevolge de brandverzeke-
ringsnolissen en de getaxeerde waarden voor de onroerendgoedbe-
lasting blijkt, dat deze laatste waarden in bijna aile gevallen
lager liggen dan de eerste.
Fordt de maatstaf van f 25.000,— voor het minimum-tarief ge-
handhaafd, dan zal dit een lagere opbrengst van de belasting be-
tekenen.