- 2 - d. stoffen die verstopping of beschadeging van de riolering of van daaraan verbonden installaties kunnen veroorzaken; e. oliën, vetten en andere niet met water mengbare vloeistoffen en emulsiesâ f. stoffen die brand- of explosiegevaar veroorzaken; g. stoffen die stankoverlast veroorzaken. 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de gevallen waarin een vergunnin^ als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is verleend, dan wel arti- kel 4 toepassing heeft gevonden. 4. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlanen van het verbod, gesteld in het eerste lid. Artikel 3. Verbod te lozen zonder vergunning. 1Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders in de uit- oefening van een beroep cf bedrijf afvalstoffen, verontreinigende of schade- lijke stoffen op de riolering te lozen. 2. Onder afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen worden voor de toepassing van dit artikel verstaan: a. stoffen, waarvan de vervuilingswaarde, uitgedrukt in inwonererequivalenten meer bedraagt dan 100, berekend volgens bijlage 1, onder D, sub 1, van het Uitvoeringsbesluit vercntreiniging rijlcswateren; b. afvalwater, koelwater daaronder begrepen, in gemiddelde hoeveelheden van meer dan 25 m3 per etmaal, tenzij dit afvalwater uitsluitend is samenge- steld uit stoffen welke ook in het kader van het normale gebruik dat van een woning pleegt te worden gemaakt, worden geloo'sd; c. de volgende stoffen, voor zover deze stoffen in de uitoefening van het beroep of bedrijf aan het afvalwater dat op de riolering wordt geloosd, zijn toegevoegd: - organische halogeenverbindingen en organische siliciumverbindingen; - organische fcsforverbindingen, voor zover deze als biocide toepassing vinden; - kwikzilver, cadmium, tin, lood, koper, nikkel, chroom, zink, arseen, antimoon, seleen titaan, molybdeen, vanadium, barium, borium, béryllium, uranium, alsmede verbindingen van deze elementen; - minérale oliënj -cyaniden en fluoriden; - fenolen, mercaptanen en andere stoffen die reeds in zeer geringe concen- traties reuk- of sraaakbezwaar opleveren; - biociden, voor zover deze hierboven niet zijn genoemd. Artikel 4. Nadere regels van burgemeester en wethouders 1Burgemeester en wethouders zijn bevoegd na overleg met de beheerder bij open- baar bekend- te maken besluit voor daarbij aan te geven beroepen of bedrijven, nadere regels te stellen met betrekking tôt de lozing op de riolering van de in artikel 3 genoemde stoffen. 2. Burgemeester en wethouders kunnen in de nadere regels als bedoeld in het voor- gaande lid bepalen dat het verbod, gesteld in artikel 3, eerste lid, niet van toepassing is op de in die nadere regels aangewezen beroepen en bedrijven, mits de daarbij gestelde voorschriften worden nageleefd. ■*.f :t i'r i

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1975 | | pagina 49