4. Een beroepschrift ingevolge dit artikel moet gemotiveerd en door degene die
het beroep instelt, ondertekend worden ingediend binnen dertig dagen na de
dag waarop de besçhikking is verzonden of uitgereikt. In het geval bedoeld in
het tweede lid staat het beroep open totdat alsnog een besçhikking op de aan-
vraag is genomen, onverminderd het beroep dat tegen die laatste besçhikking
openstaat ingevolge het eerste lid.
5. De gemeenteraad beslist op het bij hem ingestelde beroep binnen twee maanden
na de dag waarop het beroepschrift ter gemeentesecretarie is ingekomen. Hij
kan deze termijn eenmaal met ten hoogste twee maanden verlengen. Van de ver-
lenging wordt voor de afloop van de in de eerste volzin bedoelde termijn schrif-
telijk mededeling gedaan aan degene die beroep heeft ingesteld.
6. De beslissing van de gemeenteraad is met redenen omkleed. Van de beslissing
van de gemeenteraad wordt een afschrift gezonden aan degene die het beroep
heeft ingesteld en aan de beheerder.
Artikel 17.
1. De beheerder kan beroep instellen bij gedeputeerde staten tegen een besçhikking
a. tôt het verlenen van een vergunning;
b. waarbij voorschriften aan een vergunning worden verbonden of aan een besçhik
king verbonden voorschriften worden gewijzigd of aangevuld;
c. tôt het verlengen van de termijn van een vergunning;
2. llet beroepschrift moet worden ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de
besçhikking is verzonden of uitgereikt.
Artikel 18.
Verbod tôt lozing met behulp van versnijdende apparatuur.
Het is verboden vaste afvalstoffen, verontreinigende en schadelijke stoffen die,
in het gebruik dat van een voor bewoning bestemd gebouw wordt gemaakt, vrijkomen,
met behulp van versnijdende apparatuur op de riolering te lozen.
Artikel 19.
Verbods- en gebodsbepaling.
1. Het is de houder van een vergunning of een ontheffing ingevolge deze verorde-
ning verboden te handelen in strijd met enig aan die vergunning of ontheffing
verbonden voorschrift.
2. llet is verboden te handelen in strijd met de nadere regels, bedoeld in arti
kel 4, eerste lid.
Artikel 20.
Strafbepaling.
1. Voor zover op overtreding dan wel niet-nskcming van de artikelen 2, 3, 18 en 19
niet reeds straf is gesteld bij artikel 28 van Wet verontreiniging oppervlakte-
wateren wordt overtreding daarvan gestraft met hechtenis van tee^maanden
of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.
2. Wegens overtreding van een bepaling, genoemd in het eerste lid, door of vanwege
een rechtspersoon» een vennootschap, enige andere vereniging van personen of
een doelvermogen, worden bestuurders, leden van het bestuur of coramissarissen,
alsmede de personen die tôt het feit opdracht hebben gegeven of die de feitelijke
leiding hebben gehad bij het verboden handelen of nalaten, gestraft met hechte
nis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden.