- 14 - Wat de vergoeding per kleuter betreft merken wij op dat van het leermiddelencrediet dat voor 197$ beschikbaar was gesteld per half oktober 1975 in êén geval nog maar 10% van het beschikbare bedrag besteed was, in een ander geval ongeveer 50% en in het derde geval plm. 60%. Het is niet onmogelijk, dat op het tijdstip van de be- rekening van de nog te besteden bedragen nog notais onderweg waren, zodat de ge- noemde percentages nog moeten worden gecorrigeerd. Mogelijk, dat er ook nog an- dere omstandigheden zijn, op grond waarvan bepaalde aanschaffingen zijn ultgesteld. Hoe deze uitkomst ook zal zijn, naar onze mening kan moeilijk van een noodsituatie bij het kleuteronderwijs worden gesproken, welke een optrekking van het bedrag van f. 23,tôt f. 30,per kleuter zou rechtvaardigen. Bij het basisonderwijs bleken de credieten over het algemeen op het tijdstip van on- derzoek redelijk te zijn besteed, terwijl in één geval het crediet op dat tijdstip bijna was uitgeput. Door geen van de schoolhoofden is echter gebruik gemaakt van onze toezegging om in geval van nood contact met ons op te nemen voor een verhoging van het crediet. Voor 1976 kunnen de hoofden echter over rond f. 12,50 per leerling meer beschikken dan voor 1975» Onderwijsuitkering uit het gemeentefonds. In verband met het voorgaande is het wel intéressant bij dit hoofdstuk iets dieper in te gaan op de vergoedingen die de gemeente voor 1976 voor het onderwijs van het rijk ontvangt. De Raad voor de gemeentefinanciën heeft op 31 mei 1975 e®n uitvoerig gedocumenteerd voorstel gedaan met betrekking tôt de uitkeringen uit het gemeentefonds voor 1976. Uit het ingediende wetsontwerp 1976 van het gemeentefonds blijkt dat van de door de Raad uitgebrachte adviezen wederom in niet onbelangrijke mate wordt afgeweken. Een van de meest opvallende motiveringen van de ministers van financiën en binnen— landse zaken is daarbij dat zij het advies hebben afgewogen tegen de andere noden en behoeften, waarvoor een beroep wordt gedaan op het rijk. Uit de Memorie van Toelichting kan verder nog worden ontleend, dat evenals het vorig jaar een aantal reële verbeteringen in de vergoedingsbedragen is aangebracht, waar- mee het voor 1974 en 1975 ingezette beleid om tôt een vermindering van de onderwijs- tekorten bij de gemeente te komen, wordt voortgezet. De verbeteringen betreffen o.a. een reële verhoging met f. 130, van de bedragen voor de exploitatiekosten per lokaal, ongeacht de groepsindeling, een extra verho ging van het bedrag per leerling met f. 10,(waarvan echter f. 3,50 is bestemd voor administrâtiekosten) en een wijziging in de uitkeringsregeling voor de stich- tingskosten van niet specifiek voor het lager onderwijs gebouwde gymnastieklokalen. Voorheen werd de vergoeding voor deze lokalen berekend naar 40 klokuren per week, thans worden hiervoor 26 uren aangehouden. Met name voor de exploitatie van de sport' hal en de uitkering aan "De Bining" voor het gebruik van dit dorpshuis als gymnas- tieklokaal is deze wijziging van belang. Merkwaardig is, dat kosten van de laatst- genoemde verbetering, welke in totaal worden geraamd op 11 miljoen gulden, in min— dering worden gebracht op het voor 1976 in het vooruitzicht gestelde extra accres van f. 45,miljoen voor de algemene uitkering. In zijn hoofdartikel in de Gemeentestem, waaraan de voorgaande gegevens zijn ont leend, merkt de hoofdredakteur terecht op, dat, wanneer deze methodiek wordt voort gezet, het niet moeilijk zal vallen de onderwijstekorten bij de gemeenten spoedig tôt het verleden te doen behoren? dat er dan snel andere gaten in het gemeentelijk budget zullen vallen is een duidelijke zaak.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1975 | | pagina 81