Hieruit volgt, dat het meerderheidsvoorstel van burgemeester en wet-
houders om wel een subsidie te verstrekken met 8 tegen 5 stemmen is
verworpen.
De heer de Haan meent, dat de geneente m.b.t. de Ned.Ver.tot Bescher-
ming van Voetgangers wel een tank heeft en stelt daarom voor een sub
sidie te verstrekken van f 0,01 per inwoner.
Dit voorstel wordt ondersteund door de heren Scholtus en Dam.
Hierna wordt overgegaan tôt stemming over het voorstel van burgemeester
en wethouders om aan deze vereniging geen subsidie te verstrekken.
Voor dit voorstel wordt gestemd door de dames Stolte, de Boer en Nico-
laij en de heren Tulner, Faber, Jansma, Visser, Soepboer, Bak, Boersma,
terwijl tegen wordt gestemd door de heren Scholtus, Dam en de Haan.
Hieruit volgt, dat het voorstel van burgeoeester en wethouders met 10
tegen 3 stemmen is aangenomen.
De heer Boersma vraagt zich af of het nodig is om Tryater een subsidie
te geven. Naar zijn mening moet dit toneelgezelschap zelf supporting
worden. Verder wijst hij er op, dat al een forse subsidie wordt ontvan-
gen van de provincie.
De subsidieverstrekking aan Tryater wordt zonder hoofdelijke stemming
aangenomen onder aantekening, dat de heer Boersma vil worden geacht te
hebben tegen gestemd.
De heer de Haan wil worden geacht tegen de vaststelling van hoofdstuk 14
te hebben gestemd.
Zonder hoofdelijke stemming wordt besloten tôt de vaststelling van de
gemeentebegroting 1976.
20. Voorstel m.b.t. wijziging gemeentebegroting 1976 en voorts tôt
ging diverse bêlastingverordsningen (zie voorstel 13.11.197S) (75/209j
2-3 196 m. (zijde 2)
De heer Dam zegt, dat zijn fraktie akkoord kan gaan met dit voorstel,
zulks evenwel met uitzondering van het voorstel betreffende de verhoging
van de onroerendgoedbelasting.
Zijn fraktie vraagt zich ni. af of een verhoging- nu de rekening over
het jaar 1975 nog niet is vastgesteld - wel nodig is.
De gedachte is, dat over het jaar 1975 wel eens meer over kan zijn dan
geraamd is.
Volgens inzichten van zijn fraktie is er voldoende ruimte om deze verho
ging achterwege te laten.
De heer Tulner zegt er moeite mee te hebben, dat de onroerendgoedbelas
ting wordt verhoogd. Hij wijst op de zorgelijke financiële toestand van
dit land. Naar zijn mening is het gewenst, dat van onderen af bezuinigd
wordt.
Wat betreft de aangekondigde verhoging van de riool- en reinigingsrechten
zegt hij minder moeite te hebben. Hij beëindigt zijn betoog met er op te
wijzen, dat diverse posten van de begroting zijn geschrapt, waardoor er
zijns inziens meer ruimte in het beschikbare budget is gekomen.
De heer Visser kan zich helemaal in de voorden van de heer Tulner vinden.
Zijns inziens is het psychologisch onjuist een belasting te verhogen,
terwijl deze nog moet worden ingevoerd.