- 4 - 13. Voorstel m.b.t. bestemmingswijziging bouwterrein in Comjwn (75/202) 1-4 146 m. De heer Faber zegt dit een vreemde gang van zaken te vinden. Eerst is een geldsom gegeven die eigenlijk niet nodig was, omdat de benodigde gelden reeds door de inwoners waren opgebracht, terwijl nu nog weer een fors bedrag moet worden overgeboekt van de algemene dienst naar het grondbedrij f De heer Tulner vraagt of deze gang van zaken ook konsekwenties heeft ten aanzien van andere bouwterreinen die nu ook in gebruik zijn als speelterrein. Verder informeert tij naar de bestemming van dit terrein. Behoudt het de vigerende bestemming of wordt de bestemming speelterrein? De voorzitter merkt op, dat het hem te ver gaat om met de ene hand terug te nemen, wat met de andere is gegeven. Hij zegt, dat dit de reden is, dat het kollege heeft gemeend dit bedrag voorlopig voor rekening van de algemene dienst te nemen. Wethouder Soepboer wijst er op, dat de rentestand gadelijk is om dit nu te doen. Verder meent hij, dat dit terrein niet gadelijk is voor woning- bouw. Wat betreft de vraag van de heer Ti^Lner over de wijziging van de bestemming merkt hij op, dat het inderdaad de bedoeling is deze te wij- zigen. Zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 14. Voorstel tôt het besokikbaar stellen van een arediet voor straataanleg in Het bestermingsplan Onde Leiçe (75/203) 1-4 182 m. Zonder discussie en zonder hoofdelijke stemming wordt conform het voor stel van burgemeester en wethouders besloten. 15. Voorstel m.b.t. spoorlijnen ten noorden van Stiens (75/204) 1-4 183 m. Wethouder mevrouw Stolte zegt wel mogelijkheden voor deze spoorlijnen te zien. Te denken valt bijvoorbeeld hierop een fietspad van Finkum naar Hijum te leggen. Zij bepleit, alvorens over opheffing wordt beslist, dat een onderzoek wordt ingesteld naar de mogelijkheden. De heer de Haan zegt, dat zijn fraktie, zolang nog niet aile voor- en na - delen zijn afgewogen, voorstelt de beslissing over dit agendapunt aan te houderi en eerst hierover advies te vrager aan de kommissie Openbare Werken en Verkeerszaken en Ruimtelijke Ordening. De heer Jansma vraagt wat de konsekwenties van het opbreken zijn. De heer Faber betreurt het, dat in deze gemeente bepaalde mensen weer mogelijkheden zien waar ze anders nooit op waren gekomen, terwijl aile «idere bij deze lijnen betrokken gemeenten en ruilverkavelingskommissies voor de opheffing van de spoorlijn pleiten. Zijns inziens zijn deze lijnen rotdingen, omdat ze de kavels van de agra- riërs doorsnijden. De voorzitter zegt, dat de meerderheid van het kollege zelfs een ogenblik heeft overwogen deze aangelegenheid niet in de raad te brengen, omdat het als logisch werd gezien dat deze lijnen zouden wordencpgebroken.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1976 | | pagina 6