Agendapunt 11
Voorstel 76/143
Stiens, 23 november 1976.
*s.\ciz- i."
Qnderwerp:
Voarberei&ingsbe sluiten.
Aan
de gemeenteraad.
I. De vigerende voorschriften behorende bij het bestemmingsplan Hijum bepalendat
in de bebouwingsklassen SO en EHG uitsluitend uoningen net een minimum goothoogte
van 4.50 meter inogen wnrden gebouwd. De maximum goothoogte mag 5«50 meter zijn.
Ilet name bij de boui; van vrijstaande woningen is de gestelde minimum goothoogte
bezwaarlijk voor he"t realiseren van een voor het bestemmingsplan Hijum aanvaard—
bare i/oning. Het dit laatste zijn vrij onlangs nog gelconfronteerd. j_en en anaer
komt de ruimtelijlce struktuur van de uitbreidingsfase, vooral daar wordt gestreefd
naar een zo goed mogelijlce aanpassing aan de bestaande bebouuing, niet ten goede.
Om deze reden menen wij, dat de minimum goothoogte niet langer gehandhaafd kan
blijven. Teneinde onze besli3singen, althans ons streven in die richtingj in ellce
situatie zo gepast mogelijk te laten zijn menen wij, dat het gewenst is dat in het
geheel geen minimum goothoogte wordt voorgeschreven. Oize ervaring met een derge-
lijk voorschriften-systeemin de voorschriften voor de 1e en 2e fase van uitwer-
king van het bestemmingsplan d'Orient is dit systeem voor het eerst toegepa3t? is
zondermeer gunstig.
î/ij geven u in overweging te verklaren, dat een herziening van artike1 3, lid 1a
van de voorschriften behorende bij het bestemmingsplan Hijum wordt voorbereid.
II. Sinds 1949 heeft de heer II. Bonnema wonende te Wieringerwerfdaarvoor wonende te
Stiens, een perceeltje grond aan de Finnedyk te Stiens.
De heer Bonnema heeft dit perceeltje grond destijds gelcocht met het voornemen
hierop een woning te bouwen. Dit voornemen heeft de heer Bonnema evenwel nooit
lcunnen vertrezenlijken en we 1 omdat het nadien steeds op planologische gronden niet
mogelijk is geijeest.
In 1952 was een weg over dit perceeltje grand geprojecteerd en in 1973 stelden de
toen adviserende en beslissende organen zich op het standpunt, dat gelet op de
verkeersintensiteit op de Brédykj alsmede gelet op de mogelijke aanleg van een
vierbaansw-eg, het planologisch gezien minder t»;enselijk was dat het aan de uest—
zijde.van de Brédylc gelegen woongebied 00k als zodanig zou worden bestemd.
Uiteraard \xas er geen enkele behoefte het woningbestand aldaar te elimineren, maar
een mogelijke uitbreiding van het woningbestand werd, gelet op aile falctoren, toch
minder wenselijlc geacht. Daarom werd besloten dit woongebied ''weg te bestemmen'1
door het de bestemming openbaar groen te geven.
Opgemerkt moet worden, dat bij een herziening van het bestemmingsplan Stiens in
1966 werd besloten een gedeelte van het gebied aan de Finnedyk o.a» het per
ceeltje grond van de heer Bonnema een woonbestemming te geven. Aan dit besluit
is door Gedeputeerde Staten van Friesland de goedkeuring onthouden.
Hoewel dit thans niet meer precies valt na te gaan, is er een gegronde reden te
veronderstellen dat bij Gedeputeerde Staten dezelfde overuegingen een roi hebben
gespeeld als die door u en ons zijn gehanteerd met betrekking tôt het plan
Stiens-dorp 1973.