zich verbindt om op eerste aanvraag der bank aan deze door de gemeente ge- tekende promessen, in coupures en met vervaldata als door de bank vast te stellen, te verschaffen tôt een maximum van het totaal-bedrag, dat de ge meente op het ogenblik van afgifte van deze promessen aan de bank, aan deze, uit welken hoofde ook, uitgezonderd uit hoofde van accept-crediet, schuldig is. Artikel 8 De bank is steeds bevoegd het doen van betalingen op rekening van het ge- opende crediet te staken, ook al is het vastgestelde maximum niet bereikt. Zij kan tevens het crediet opzeggen en de rekening opmaken, waarvan het saldo dan na drie maanden, gerekend van de dag van opzegging af, opeisbaar is. Bij gerechtelijke invordering van de rekening behoeft geen afschrift der rekening te worden betekend of medegedeeld. Artikel 9 Voor het geval te eniger tijd, tengevolge van enige wetsbepaling, ëén of meer van de bepalingen dezer overeenkomst gewijzigd moeten worden, erkennen beide partijen die wijzigingen stilzwijgend als in deze overeenkomst opge- nomen zonder dat zulks de rechtskracht dezer overeenkomst verzwakt. Artikel 10 Het crediet in rekening-courant bij de Amsterdam-Rotterdam Bank N,V. en bij de N.V. Bank voor Nederlandsche Gemeenten te s-Gravenhage zomede de opge- nomen kasgeldleningen mogen in totaal het bedrag, bedoeld in artikel 2, 2e lid, van de Wet Kapitaaluitgaven Publiekrechtelijke Lichamen, niet te boven gaan. Artikel 11 Aile geschillen tussen partijen zullen in eerste instantie berecht worden door de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden. Artikel 12 Deze overeenkomst houdt op van kracht te zijn op 31 december van het jaar, waarin ëën van beide partijen, tenminste êën maand voor genoemde datum, aan de andere partij te kennen heeft gegeven, dat zij de overeenkomst wenst te beeindigen. Deze akte is opgemaakt en getekend in tweevoud. Leeuwarden, 1977. Stiens, 1977. Amsterdam-Rotterdam Bank N.V., De gemeente Leeuwarderadeel, directeur burgemeester directeur

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1977 | | pagina 61