agendapunt 4 voorstelnr. 78/ 94 Onderwerp: Stiens, 17 juli 1978. Wijziging verplaatsingskosten verordening. Aan de gemeenteraad, Bij brief van 24 november 1977 kenmerk D.G.O.P/O.P.Z./F.A./Coord./L.P.L. nr. AB 77/U 1841 deelt de Minister van Binnenlandse Zaken ons collège mede, dat een wijziging zal worden aangebracht in het Rijksverplaatsingskostenbesluit 1962. Tevens nodigt hij de onderscheidene collèges van burgemeester en wethouders uit voor het gemeentepersoneel overeenkomstige maatregelen te treffen. De wijzigingen die zoals in het rijksverplaatsingskostenbesluit zullen worden aangebracht hebben betrekking op: a. het halveren van de verhuiskostenvergoeding voor personeel dat voor het eerst bij het Rijk of een zijner diensten, bedrijven of instellingen in dienst treedt b. het aanbrengen van een maximum in het bedrag voor aile andere uit de verhuizing direct voortvloeiende kosten bedoeld in artikel 6, eerste lid, onder e, van ge- genoemde besluit. Voor het rijk is de datum van inwerkingtreding bepaald op 1 januari 1978. Door het Centraal Bureau inzake gemeenschappelijke behandeling van gemeentelijke personeelsaangelegenheden is omtrent deze aangelegenheid overleg gevoerd met de Centrales van Overheidspersoneel Daarbij is van de zijde van het Centraal Bureau gesteld dat men een ruimere marge aan wil leggen voor wat betreft het begrip overheidsdienst als het rijk. In de rijksregeling wordt onder een andere overheidsdienst slechts verstaan een provincie, een gemeente, een waterschap, een veenschap of veenpolder, of een orgaan in het leven geroepen en in stand gehouden op grond van de Wet gemeenschap- pelijke regelingen. Door een niet onaanzienlijk aantal gemeenten zijn zogenaamde gemeentelijke stich- tingen in het leven geroepen waarvoor een verklaring ex artikel B 3 van de Alge- mene Burgerlijke Pensioenwet is afgegeven, waardoor het personeel in dienst van die instelling ambtenaar is in de zin van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet. Naar het oordeel van het Centraal Orgaan zou het niet juist en rechtvaardig zijn om de bepaling inzake de halvering van de tegemoetkoming te laten gelden voor per soneel dat overkomt uit dienst van zo'n instelling. Temeer nog daar het overgrote deel van die stichtingen en instellingen voor het personeel rechtspositieregelingen heeft vastgesteld conform of afgeleid van de model-regelingen van het Centraal Orgaan. Ook binnen onze gemeente wordt op dit moment gewerkt aan de oprichting van een dergelijke stichting. Zo hebt U in principe besloten dat het nieuwe bejaarden- tehuis "Skilhiem" zal worden geexploiteerd door een dergelijke stichting. In de statuten is bepaald, dat de rechtspositieregelingen van de gemeente Leeuw- arderadeel van toepassing zullen zijn op het personeel in dienst van de stichting, terwijl eveneens een verklaringals bedoeld in artikel B3 van de Algemene Burger lijke Pensioenwet voor deze stichting is aangevraagd. Wij kunnen ons dan ook zeer wel met het door het Centraal Orgaan voorgestane ruimere begrip overheidsdienst verenigen. Binnen het Centraal Georganiseerd overleg is echter over deze aangelegenheid geen overeenstemming bereikt. De Centrales van overheidspersoneel kunnen zich hoewel er waardering bestond voor het ruimere begrip overheidsdienst, niet met deze maatregel verenigen. Wel hebben de centrales doen weten dat zij zich uit praktische overwegingen niet èanger tegen het invoeren van de maatregel zullen verzetten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1978 | | pagina 23