Zelf ben ik van mening dat gehandeld zou moeten worden vanuit de optiek van de regeling. Hierin worden de gemeentes er op attent gemaakt dat er sprake is van een groep mensen, die de kansen op goede onderwijs en vormingsmogelijkheden gemist heeft, en/of die door het huidige aanbod van edukatief werk (n.l. via verenggingen waar je lid van moet zijn). niet bereikt worden. Verder wordt er verwacht dat de gemeentes een beleid uitstippelen voor een langere période b.v 4-5 jaar, om zo te kunnen komen tôt een samenhangend beleid voor het vormings- en ontwikkelingswerk. Dit vooruitlopend op een kaderwet specifiek wel- zijn (te verwachten in - 1985) en de ruimere rijksbijdrageregeling voor het sociaal kultureel werk (te verwachten in *79). En dit ailes tegen de achtergrond van het decentralisatie-streven van de overheid. Dat ook op gemeentelijk nivo, verder door gevoerd zal moeten worden. Het decentralisatiebeleid gaat er van uit dat de burgers steeds meer bij de verande- ring in de samenleving, hun eigen situatie, worden betrokken. Dat zij in staat moeten zijn om mee te kunnen denken en spreken. Dit vereist dat mensen ook kunnen mee spreken, dan moet aan een aantal voorwaarden: als: het zich kunnen uiten; informatiekunnen verzamelen; begrijpen en kritisch kun nen bekijken; ontwikkelen van inzichten en vaardigheden en het kunnen bepalen van houdingen en standpunten; voldaan zijn. Dit zou b.v. een reden zijn om zeker de funktie maatschappelijke en politieke bewust- wording niet te verwaarlozen, maar misschien juist te stimuleren. Het lijkt mij dat vooral die aktiviteiten, die de mensen mogelijkhéden geven om de ontstane achterstand weg te werken, te stimuleren. Bijv. doûr het organiseren van een bijspijkerkursusnederlandse taal schrijven, spreken in het openbaar. Voorstel Jaunie van der Luit over de verdere invulling van het konsept plan/beleids- lijn. Bij het kiezen voor de verschillende onderdelen van het aktiviteiten plan (zie hfd. VII) zijn een aantal uitgangspunten gehanteerd. Deze zijn een weinig omgezet zeer geschikt om als beleidslijn te gebruiken, ii| Dit zou kunnen resulteren in de volgende beleidslijn: Het beleid van de gemeente Leeuwarderadeel voor de komende 4 jaar is er op gericht de volgende zaken te stimuleren en wel: organiseren van aktiviteiten (die voorzien in de belangen en behoeften) voor die groepen die tôt nu toe door het huidige werk niet of nauwelijks bereikt worden en met name die aktiviteiten die de opgelopen achterstand door gemiste kansen/ontbreken- de mogelijkheden wegwerken. Dit zullen vooral die mensen zijn die niet aangesloten zijn bij een vereniging of organisatie om financiële of andere redenen. En verder groepen waarvoor tôt nu toe niet of nauwelijks kursusssen georganiseerd worden als: jongeren tussen 17 en 25 jaar bejaarden m.n. in Hijum, Finkum, Britsum werkende vrouwen mannen Hierbij ook denken aan groepen die tôt nu toe bereikt zijn door de grote afstand die men voor het volgen van kursussen moet afleggendecentralisatie in de zin van niet alleen in de kemplaats Stiens aktiviteiten organiseren maar ook in de buitendorpan. Decemtralisatie in de zin van spreiden van aktiviteiten waaraan in deze plattelands- gemeente duidelijk behoefte is. Welke als basisvaardigheden aangemerkt kunnen worden maar ook het stimuleren een- voudiger kursussen als kreatieve en algemeen ontwikkelende kursussen die als opstap- je naar deze moeilijke kunnen funktioneren. Ook de hoeveelheid geld die te vergeven is zowel bij het Ministerie van C.R.M. als binnen de gemeente dwingt een gemeenteraad er toe prioriteiten te stellen en der- halve een duidelijke, politieke, keuze te maken voor welk werk men in de komende jare vooral wil. stimuleren en wat men wil bereiken in de komende 4 jaar.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1978 | | pagina 173