Verslag van de vergadering van de Arobhoorkommissie gehouden op maanddg 11 december
1976, vanaf des avonds 7.30 uur.
Aanwezig: de heren S.Jansma, H.A.J.Boersma, H.Beuker en D.Hoekstra(secretaris)
1Benoeming van een voorzitter.
Met algemene stemmen wordt de heer H.A.JBoersma
alszodanig herbenoemd,
2. Voorbespreking over bezwaarschrift van de heer I.M.Brandsma.
De heer Beuker is de mening toegedaan, dat ook een cafétaria aldaar niet kan
worden gevestigd. Hij wijst erop, dat in de nieuwere bestemmingsplannen voor
cafétaria een aparté omschrijving voorkomt.
De secretaris wijst erop, dat in de voor deze gemeente geldende bestemmings
plannen een dergelijke omschrijving niet voorkomt en dat afgaande op de
begripsomschrijving voor winkels, "verkoopruimte of toonzaal", de vestiging
hiervan op grond van het bestemmingsplan Stiens (dorp) niet kan worden tegen-
gegaan. De kamer van koophandel deelt deze mening.
De heren Jansma en Beuker verklaren voorts, dat zij hun standpunt dat een
caféveStiging op deze plaats niet kan worden toegestaan handhaven.
□ok de heer Boersma blijft bij zijn eerder ingenomen standpunt.
3. Horen van de heer Brandsma.
De heer Brandsma zegt, dat de Leeuwarder Courant het door hem gezegde onjuist
heeft weergegevenUit dit artikel valt te lezen, dat er publiek van een
slecht allooi kan worden verwacht. De heer Brandsma wijst er op,dat door hem
is gezegd, dat er een kategorie mensen is die zich in zijn huidige zaak niet
thuis voelt. Hij hoopt deze op te kunnen vangen in het nieuw op te richten
bedrijf
Vervolgens brengt hij ter tafel, dat de vergelijking die de heer Jansma gemaakt
heeft tussen de vervuilende industrie en de horeca niet juist is. De vervuilende
industrie doet iets wat de mensen niet willen, terwijl de mensen die zijn bedrijf
niet wensen hem ook niet de klandizie zullen gunnen.
De heer Jansma merkt op, dat hij deze vergelijking heeft getrokken naar aan-
leiding van de opmerkingen over het kollegeprogramma en hiermede heeft bedoeld
te zeggen, dat elke aanvraag apart dient te worden bezien.
Tegen een cafévestiging bestaat van zijn kant in principe geen bezwaren,
maar de plaats waar dit moet gebeuren is voor hem niet aanvaardbaar. Hij zegt
nadrukkelijk geen bezwaar te hebben tegen de vestiging van een cafétaria.
De heer Beuker zegt nog, dat het persé niet tegen de persoon van de heer
Brandsma gaat, maar alleen tegen de plaats van vestiging.
Over een andere plaats zou wellicht de raadsmeerderheid anders denken. De heer
Boersma kaart nog aan of het pand van de heer Hiddinga niet geschikt zou zijn.
(opm. secretaris: Ook woonbebouwing, winkels toegestaan.)
De heer Brandsma meent van niet omdat aldaar geen mogelijkheden zijn hotelkamers
te exploiteren. Tenslotte merkt hij nog op, dat wanneer de raad in zijn plannen
niet bewilligd en wanneer hij ook ^een gelijk krijgt bij de Afdeling Rechtspraak
van de Raad van State, dat hij dan«yoornamen is Stiens te verlaten.
Hierna verlaat de heer Brandsma de vergadering.
4. Uitbrengen van een advies.
Ten aanzien van het bezwaarschrift:
a. betreffende de woonbebouwing.
De opmerking.dat de Smelbrêge niet allèen uit woonbebouwing bestaat is juis.
De heren Beuker en Jansma zijn van oordeel, dat dit geen argument is om wel een
cafévestiging in het pand Smelbrêge 16, Stiens toe te staan.
Beide heren zijn van oordeel, dat de omgeving zich niet leent voor een café
vestiging. De heer Boersma denkt hier anders over. Hij meent, dat tegen een
cafévestiging geen bezwaar bestaat, omdat het wonen in het dorpscentrum het
risico in zich bergt, dat een dergelijke bedrijfsvestiging plaatsvindt. De
kommissie erkent, dat er geen wet bestaat, waarin staat dat er in een woonbe
bouwing geen café of cafétaria mag zijn. Wel tekent de kommissie hierbij aan.