Agendapunt 3.
Voorstelnr. 79/121.
□nderwerp: Stiens, 31 augustus 1979.
wijziging bezoldigings-
verordening
Aan
de gemeenteraad
Bij brief van 10 augustus 1979 kenmerk AB 79/U 1541, ingekomen op
14 augustus 1979, deelt de Minister van Binnenlandse Zaken ons mede, dat
een wijziging is aangebracht in de financiële arbeidsvoorwaarden voor het
Burgerlijk Rijkspersoneel
Deze wijziging houdt verband met de ontwikkeling van de lonen in de voor
de trend relevante bedrijfstakken en ondernemingen.
In het kader van het trendbeleid is de salarisverhoging per 1 juli 1979
bepaald op:
a. een verhoging van 1,8% met een minimum van f 34,50 per maand.
b. de in Bestek *81 aangekondigde korting op bovengenoemde verhoging, al
naar gelang van het salarisniveau oplopend van 0,3% tôt 0,7%.
□mdat deze verhoging pas vrij laat kon worden doorgevoerd is gekozen voor een
uitkering ineens over de maanden juli en augustus 1979, terwijl de verhoging
met ingang van 1 september 1979 in de salarissen zal worden verwerkt.
In verband met deze wijziging vindt 00k een aanpassing plaats van de diverse
andere bedragen.
Zo wordt het grensbedrag voor het ambtenaarschap ingevolge de Algemene Burger-
lijke Pensioenwet verhoogd van f 5.514,-- tôt f 5.609,50 per jaar, terwijl de
franchise ingevolge het Verhaalsbesluit Algemene Burgerlijke Pensioenwet wordt
opgetrokken van f 1.410,-- tôt 1.428,-- per maand.
Het minimumbedrag voor de vakantie-uitkering wordt eveneens aangepast en wel
van f 166,63 tôt 169,13 per maand, terwijl het bedrag per kind voor de
vakantie-toelage wordt verhoogd van f 12,30 tôt f 12,45 per maand.
Het Centraal Bureau inzake de gemeenschappelijke behandeling van gemeentelijke
personeelsaangelegenheden beveelt de aangesloten gemeenten bij brief van
14 augustus 1979 nr. 5107 aan voor het gemeentepersoneel overeenkomstige maat-
regelen te treffen als door de Minister in zijn circulaire van 10 augustus 1979
aangegeven
De Centrales van Overheidspersoneel hebben, gelijk zij dat in de Centrale commissie
voor georganiseerd overleg in ambtenarenzaken tegenover de Minister hebben gedaan,
doen weten dat zij, overigens met verschillende motieven, bezwaar hebben tegen
de korting van 0,3% tôt 0,7% op de verhoging.
□ndanks dit bezwaar van strukturele aard kunnen zij ermede instemmen, dat plaat-
selijk overleg achterwege blijft.
Omtrent de technische verwerking in de bezoldigingsverordening dient wel plaat-
selijk overleg te worden gevoerd.