Nr. 79/166.
De raad der gemeente Leeuwarderadeel
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders dd. 24 oktober 1979;
gelet op de artikelen 272, letter. a en 273 der gemeentewet, alsmede op het Besluit
gemeentelijke onroerendgoedbelastingen;
besluit:
vast te stelien de navolgende
Verordening op de heffing van
onroerend-goedbelas tingen
Artikel 1
Voorwerpbelas ting/
Belastingplicht
Grondslag
Terzake van binnen de gemeente gelegen onroerend goed met
uitzondering van ten behoeve van de land- tuin- of bosbouw
bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond worden onder de
naam "onroerend-goedbelasting" jaarlijks geheven:
a. een directe bêlasting van degene, die - naar de omstandig-
heden beoordeeld - bij het begin van het belastingjaar een
onroerend goed al dan niet krachtens een zakelijk of per-
soonlijk recht feitelijk gebruikt;
b. een directe belasting van degene, die bij het begin van het
belastingjaar van een onroerend goed het genot heeft krach-
tens zakelijk recht.
Artikel 2.
De grondslag, waarnaar de in artikel 1 bedoelde belastingen
worden geheven, is de waarde welke aan het onroerend goed in
het economische verkeer kan worden toegekend.
Artikel 3.
Begripsomschrijving Deze verordening verstaat onder:
1. een onroerend goed dan wel het onroerend goed:
a. een gebouwd eigendom met zijn gebouwde aanhorigheden
- daaronder begrepen de ondergrond van die eigendom en
die aanhorigheden - met zijn ongebouwde aanhorigheden;
b. een ongebouwd eigendom, niet zijnde de ondergrond of
een aanhorigheid van een gebouwd eigendom;
c. indien gedeelten van de in letter a of b bedoelde eigen-
dommen - andere dan de gedeelten van een onroerend goed
als bedoeld in artikel 2, tweede lid, letter b, van het
Besluit gemeentelijke onroerend goedbelastingen - blij-
kens hun indeling zijn bestemd om als een afzonderlijk
geheel te worden gebruikt:
elk als zodanig bestemd gedeelte;
2. aanhorigheden:
gebouwde en ongebouwde eigendommen, behorende bij en in ge-
bruik zijnde met een gebouwd eigendom of gedeelte daarvan,
voor zover die eerstgenoemde eigendommen, naar de omstan-
digheden beoordeeld, dienstbaar zijn aan dat gebouwde eigen
dom of die gedeelten daarvan;