5
wordt de aanslag gesteld ten name van éên van hen met toevoeging
van de afkorting "c.s."
Artikel 10.
Aangifteformulier
Het formulier van het aangiftebiljet wordt bij afzonderlijk
raadsbesluit vastgesteld.
Artikel 11
Aangifteplicht
1. De belastingplichtige aan wie niet binnen 3 maanden na het begin
van het eerste belastingjaar van een tijdvak als is bedoeld in
artikel 5, eerste lid, dan wel, indien bij de aanvang van een
zodanig tijdvak de in artikel 1 bedoelde uitzondering of een in
artikel 7 bedoelde vrijstelling van toepassing is, binnen 2 maan
den na het begin van het eerste belastingjaar waarvoor die uitzon
dering of die vrijstelling niet meer kan worden toegepast, een
aangiftebiljet is uitgereikt, is gehouden bij burgemeester en
wethouders een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking
van een aangiftebiljet
2. Het verzoek wordt ingediend binnen een maand na het verstrijken
van de in het eerste lid bedoelde termijnen.
3. Het eerste lid is niet van toepassing, indien over een in het
eerste lid bedoeld belastingjaar reeds een aanslag is opgelegd,
dan wel redelijkerwijs moet worden aangenomen dat over dat belas
tingjaar geen belasting verschuldigd is of geen aanslag zal worden
opgelegd.
4. De vorige leden zijn van overeenkomstige toepassing in de gevallen
als zijn bedoeld in artikel 5, tweede lid, met dien verstande dat
voor een belastingjaar als bedoeld in het eerste lid in de plaats
treedt het in artikel 5, tweede lid, laatste volzin, bedoelde
belastingjaar.
Artikel 12.
Overdracht be-
voegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen éën of meer gemeente-ambtenaren
aanwijzen, die in hun plaats treden met betrekjting tôt de uit-
voering van enige wettelijke bepaling betreffepde de heffing van een
in het artikel 1 bedoelde belasting.
Artikel 13.
Nakoming verplich-
tingen
Inwerking treding
en citeertitel
De verplichtingen, als bedoeld in de artikelen 47, 50 en 51 van
de Algemene wet inzake rijksbelastingen jegens burgemeester en
wethouders, gelden mede jegens de door burgemeester en wethouders
aangewezen ambtenaren der gemeentelijke belastingen.
Artikel 14.
1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 1980.
Met ingang van deze datum vervalt de Verordening Onroerendgoed-
belastingen, vastgesteld bij raadsbesluit van 22 december 1977,
goedgekeurd bij koninklijk besluit van 21 februari 1978, nr. 102,
met dien verstande dat zij van kracht blijft voor de période waar
voor zij heeft gegolden.
2. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Onroerend-
goedbelastingen 1980".