- 4 -
c. inkomsten, die strekken tôt vergoeding van onkosten, die
aan de dienstverhouding zijn verbonden, vergoedingen voor
verblijf buiten Nederland daaronder begrepen;
d. vakantie- en presentiegelden;
e. kindertoelage of -bijslag;
f. gratificaties;
g. vergoedingen voor studiekosten;
h. uitkeringen bij bijzondere gelegenheden of bijzondere
omstandigheden
i. tentiêmes.
Toellchtinq
Het gaat hier om een verandering van de grondslag, waarover
de berekening van de 1% plaatsvindt. Sedert de invoering van
deze ontwerp-verordening in 1963 is de berekeningsgrondslag
in wezen niet gewijzigd: toen laatstgenoten wedde: thans
laatstgenoten ambtelijk inkomen in de zin van de Algemene
Burgerlijke Pensioenwet.
De motieven, die destijds werden aangevoerd voor de keuze van
de berekeningsgrondslag zijn voor een belangrijk deel achter-
haald. Men zie hiervoor de circulaire van het Centraal Bureau
van 15 juni 1964, nr. 337 (Officiële Bekendmakingen 1964,
IV.7.2, nr. 23242)
Waar in het verleden de berekeningsgrondslagen voor actief
dienende en gewezen ambtenaren ook gelijk waren en er geen
zwaarwegende àrgumenten zijn om daarin nu wel een onderscheid
te (blijven) maken, wordt ook voor de gewezen ambtenaar thans
het begrip "gezinsinkomen" ingevoerd.