2 -
Het in dit lid gestelde is niet van toepassing, indien de ambtenaar als
gevolg van het ontslag recht zou hebhen op pensioen in de zin van de
Algemene burgerlijke pensioenwet, dan wel, indien de ambtenaar op het
tijdstip van het ontslag, uit hoofde van de betrekking waaruit dat ontslag
zou worden verleend, recht zou hebben of krijgen op een uitkering krachtens
de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
2. Het bepaalde in artikel H h, tweede tôt en met vierde lid, is van overeen-
komstige toepassing.
3. Onder diensttijd in de zin van dit artikel moet worden verstaan:
a. de tijd doorgebracht als ambtenaar in de zin van de Algemene burger
lijke pensioenwet, als mede al dan niet geheel vervulde drempeltijd, als
bedoeld in artikel B 9 van die wet, zoals dat artikel luidde voor de
wijziging bij de wet van 11 april 19799 Stb. 30U.
b. de diensttijd in een betrekking waarin de ambtenaar krachtens artikel
B 7» onder a, van de Algemene burgerlijke pensioenwet juncto artikel 2
van het koninklijk besluit van 12 januari 1966, Stb. nr. 8, geen
ambtenaar is in de zin van de Algemene burgerlijke pensioenwet.
1+. Bij het berekenen van de in het eerste lid bedoelde diensttijd wordt een
onderbreking van twee maanden of minder niet als onderbreking aangemerkt.
5. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet ten aanzien van de ambtenaar
op wie artikel 2, lid 1, uitkeringsverordening funktioneel leeftijds-
ontslag van toepassing is.
Artikel 6
Deze verordening treedt in werking op 1 november 1979.
(H.Boschma)
Aldus vastgesteld door de raad yoornoemd in
zijn openhare vergadering van 20 december 1979
de secretaris, de voorzitter,