Agendapunt 13. Voorstelnr. 80/ 12. Onderwerp: Stiens, 16 januari 1980. berœpschr if t bestenmingsplan Finkum. Aan de gemeenteraad Bij besluit van 30 augustus 1979 besloot u in beroep te gaan bij de Kroon tegen de beslissing van Gedeputeerde Staten van Friesland waarbij het door u op 30 november 1978 vastgestelde bestemmingsplan voor Finkum gedeeltelijk werd goedgekeurd. De beslissing van Gedeputeerde Staten had onder meer betrekking op het agrarisch bouwperceel aan de Holdingawei 69 te Finkum waaraan u een ge^one agrarische besteirming gaf in plaats van de door de provincie geprefereerd bijzonder agrarische bestenming. Weliswaar was en is het feitelijk gebruik aan te merken als bijzonder maar door aan dit perceel een gewone agrarische bestenming te geven drukte u uw mening met betrekking tôt het niet verder willen laten uitbreiden van deze aktiviteit uit. Het bijzonder agrarische bedrijf kwam hierdoor onder het overgangsrecht te vallen maar cndat dit geen belenmering vormde voor de toen gevoerde bedrijfsvoering werd dit niet als onoverkamelijk ervaren. Een ingesteld onderzoek leerde dat de eigenaar van het perceel Holdingawei 69 de heer G. Mud, in afwijking van een door hem verleende bouwvergunning daterend van 6 april 1976 een mestkalverstal gebouwd had; de afwijking bestaat uit een overschrijding van de toegestane lengte met zo'n 12 m. Wij hebben de heer Mud aangeschreven het klandestien door hem gebouwde gedeelte van de veestalling af te breken. Zou hij hier aan voor een bepaalde datum niet voldoen, dan zouden wij gebruik maken van onze bevoegdheid in dit soort zaken an politiedwang toe te passen. Tegen deze aanschrijving heeft de heer Mud, een op grond van de wet AROB, een bezwaarschrift bij ons ingediend alsook een verzoek tôt schorsing van ons besluit ingediend bij de voorzitter van de afdeling Rechtspraak van de Raad van State op grond van de wet op de Raad van State. Met de voorzitter van de Raad van State is afgesproken hangende de AROB-procedure voorshands niet tôt aktie over te gaan. Wanneer de feiten op een rij gezet worden blijkt dat de heer Mud in het begin van de jaren zeventig een stal heeft gebouwd. Uitbreiding daarvan leek hem gewenst en daartoe diende de heer Mud een bouwvergunning- aanvraag in voor een veel grotere veestalling waarvoor hij odk een bouwvergunning kreeg (d.d. 6 april 1976) en die gedeeltelijk op de plaats van de oude stal gerea- liseerd werd. De hevige sneeuwval van de afgelopen winter was er de oorzaak van dat het dak van de stal instortte. De heer Mud heeft toen de stal herbouwd. Tijdens de uitvoering van die herbouw zijn de minimum afmetingen van de kalver- boxen weer veranderd zodat de aannaneralthans naar de heer Mud heeft meegedeeld heeft garteend de veestalling zo te moeten vergroten dat toch dat aantal kalveren daarin onderdak zou kunnen vinden ten behoeve waarvan het bouwplan oorspronkelijk was opgezet. Dat de heer Mud hier niets of nauwelijks iets van heeft geweten ligt volgens hem aan het feit dat hij in die période wegens ziekte een tijdje uit de roulatie is geweest. Voorts is de heer Mud van mening dat het klandestien door hem gebouwde gedeelte van de veestalling geen uitbreiding van zijn bedrijf betekent in die zin dat er nu een groter aantal kalveren zou kunnen worden gestald.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1980 | | pagina 113