Agendapunt 3.
Voorstelnr. 80/2.
Qnderwerp: Stiens, 8 januari 1980.
Wijziging uitkerings- en
pensioenverordening wethouders.
Aan
de gemeenteraad
Wij doen u hierbij toekcmen een ontwerp-verordeninginhoudende de vierde
wijziging van de uitkerings- en pensioenverordening wethouders met een
daarbij behorende nota van toelichting.
De in het ontwerp voorgestelde wijzigingen van de verordening beogen deze
verordening in overeensteraning te brengen met de bij Vfet van 5 juli 1979,
Stb. 518, aangebrachte wijzigingen in de Algamene pensioenwet politieke
ambtsdragersvoorzover deze betrekking hebben op de wethouders.
De hoofdpunten van deze wijziging betreffen:
De mogelijkheid tôt beperking van de minimumduur van de uitkering van een
wethouder, die het arabt korte tijd heeft vervuld.
Krachtens de bestaande regeling wordt bij aftreden van een wethouder een
uitkering toegekend voor een période gelijk aan het tijdvak, waarin de
politieke ambtsdrager laatstelijk als zodanig werkzaam is geweest, tôt een
maximum van zes jaar en met een minimum van twee jaar.
Met naane tegen deze minimurtperiode worden bedenkingen aangevoerd, zoals b.v.
in het geval dat één of meer wethouders slechts enkele dagen het ambt bekleden,
maar daama toch aanspraak kunnen maken op een uitkering gedurende twee jaar.
In de ons toegezonden modelverordening is daarctn de bepaling opgenanen, dat in
afwijking van de genoemde minimumduur van twee jaar de uitkering wordt toegekend
voor de duur van zes maanden, indien de belanghebbende korter dan drie maanden
wethouder is geweest.
Met een beperking van de minimumduur van de uitkering van een wethouder, die
het ambt slechts korte tijd heeft vervuld kunnen wij volledig instenmen.
De beperking in de modelverordening gaat ons echter nog niet ver genoeg.
Op grond van deze beperking zou een wethouder, die b.v. slechts vier maanden
wethouder zou zijn geweest, in aanmerking kanen voor een uitkering gedurende
twee jaar.
Wij voelen er veel voor an de minimumduur van de uitkering van twee jaar eerst
te doen ingaan wanneer de wethouder een jaar in funktie is geweest en de duur
van de uitkering van een wethouder, die korter dan een jaar wethouder is geweest
te stellen op het dubbele van het aantal maanden, dat hij/zij in funktie is
geweest, zulks met inachtneming van de in de modelverordening genoemde minimale
uitkeringsduur van zes maanden.
De redaktie van de tweede alinéa van artikel 2, lid 1, zou daarvoor als volgt
moeten worden gewijzigd.
- In afwijking hiervan wordt, indien de belanghebbende korter dan twaalf maanden
wethouder is geweest, de uitkering toegekend voor de duur van het dubbele
aantal maanden gedurende welke hij/zij wethouder is geweest, met dien verstande
dat de uitkering minimaal voor de duur van zes maanden wordt toegekend.
Wij stellen u voor met deze redaktie akkoord te gaan.