Artikel 15.
Het schuldrestant is, tezamen met de lrc-er.de rente, tos--- -n <- -=r-
terstond in zijn geheel opeisbaar, zonder rat enigs a an r=ri-, g., i-
stelling door een bevel of soortgelijke akte of rerhterliJtasserKrmsr
nodig zal zijn, met het recht aan geldgever aile maatregeler ie nemen ten
laste van geldneemster, welke hij nuttig an nodig zal oordslen, tôt behoud
zijner rechten en/of verhaal zijner vorderingen:
a. bij niet-nakoming door geldneemster van één of meer der in dsze akte
vermelde bepalingen of aangegane verbintenissen;
b. bij door geldneemster gedaan verzoek tôt verkrijging van surséance van
betaling;
c. bij in kracht van gewijsde gegane failliet-verklaring van geldneemster;
d. bij eigen aangifte door geldneemster, als bedoeld in arrikel 1 der
Faillissementswet;
e. bij beslag op eigendommen van geldneemster;
f. bij ontbinding van geldneemster;
g. na drie maanden tevoren door geldgever schriftelijk gedane waarschuwing
indien in de statuten van geldneemster een wijziging is aengebracht, welke
de belangen van geldgever zou kunnen schaden.
Geldneemster zal in gebreke zijn door het enkele feit van het voorvallen van
één der vermelde gevallen van onmiddellijke opeisbaarheid.
Zij zal, zodra één of meer der feiten plaatsvinden, welke ingevolge het in
deze overeenkomst bepaalde de geldlening opeisbaar doen zijn en van iedere
voorgenomen wijziging in de statuten, geldgever daarvan onverwinld in
kennis stellen.
Bij opeising op grond van dit artikel zal geldneemster, onverminderd het
bepaalde inzake de boete voor ts late betaling en aile andere rechten van
geldgever, een boete, groot 5 van het opgeëiste bedrag, aan geldgever
verschuldigd zijn.
Artikel 16.
Wanneer geldneemster in gebreke blijft inzake de tijdige voldoening van enige
rente- en/of aflossingsverplichting zal na te noemen borg zo spoedig mogelijk
door geldgever bij aangetekend schrijven daarvan op de hoogte worden gesteld.
Indien de borg binnen 30 dagen na ontvangst van dit aangetekend schrijven
de verschuldigde rente en/of aflossing betaalt, zullen het ingebreke zijn
en de onmiddellijke opeisbaarheid worden gsacht nist te heboen cestaan, een
en ander onverminderd het bepaalde inzake de boete voor te late betaling.
tlad II