- 5 -
3. Groei en spreidinq van de bevolkinq.
3. 1. Regionaal.
Vraagtekens kunnen worden gezet bij de voorgestane groei van de Regio Noord.
Doelstelling van het provinciale beleid is het streven naar een evenwichtige
en gelijkwaardige ontwikkeling van aile regio's, waarbij de in de loop der
tijd ontstane verschillen in ontwikkeling tussen de oostelijke regio's aan de
ene kant, en de westelijke en noordelijke regio's aan de andere kant zullen
moeten worden verkleind.
Het groeipercentage voor de Regio Noord wordt naar onze mening vertekend door
het extra migratieoverschot van 4-.000 inwoners voor de stad Leeuwarden in
de période 1980 - 1995. Wordt dit aantal buiten beschouwing gelaten dat
bedraagt het groeipercentage voor de Regio Noord 0,53% per jaar (i.p.v. 0.67%).
Wij achten het buiten beschouwing laten van dit aantal juist, omdat
anders de ontwikkeling van Leeuwarden ten koste zou gaan van de Regio
Noord, terwijl het hierbij om de provinciale funktie van Leeuwarden gaat.
Nog sterker blijkt de vertekening uit tabel 2.3.-5 (blz. 68 Toelichting)
Wil de Regio Noord zijn aandeel in de bevolking van Friesland behouden
dan is een groei van 30.4% in de streekplanperiode noodzakelijk.
Het buiten beschouwing laten van eerdergenoemd migratieoverschot betekent
voor de Regio Noord een bevolkingsgroei van 21,7% (i.p.v. 26,4%) in de
streekplanperiode. Van het inlopen van de achterstandssituatie van het
noorden en westen is dan ook zeker geen sprake, eerder zelfs het tegendeel.
Het toewijzen van een deel van het provinciale migratieoverschot aan de ge-
meente Leeuwarden is overigens volledig in overéénstemming met de Nota
Uitgangspunten.
Gelet op eerdergenoemde provinciale doelstelling is het noodzakelijk dat het
hogere percentage jaarlijkse groei door migratie (0,375%) dat in het
voorontwerp wordt toebedeeld aan de oostelijke gebieden van de provincie
wordt toegekend aan het westen en noorden.
3. 2. Steden, dorpen en streekcentra.
Zowel in de Nota Uitgangspunten _als in het voorontwerp Streekplan is ge-
tracht de spreiding van de bevolking over de kernen te koppelen aan een
ruimtelijk-functionele opbouw van het gebied. Er is echter een belangrijk
verschil in benadering. In de uitgangspuntennota is getracht, daar waar
sturing van de bevolkingsgroei wenselijk en mogelijk is, deze dienstbaar
te maken aan de ontwikkeling van de funktie van een kern in een groter
geheel. Dit houdt in dat uitgroei van een kern niet bij voorbaar^wordt
afgewezen omdat die kern thans een geringe funktie in regionaal verband vervult.