-21-
cBestemmingsplannen Jelsum, Cornjum en Britsum-zuidoost
Het laat zich niet moeilijk raden waarom deze drie plannen tegelijkertijd aan
de orde worden gesteld, De geluidhinderproblematiek rond de vliegbasis Leeuwarden
en het daaraan gekoppelde intérim ruimtelijke ordening beleid van de minister van
volkshuisvesting en ruimtelijke ordening is hier debet aan.
^Popiilair gezegd zit de zaak gewoon op slot. In de circulatie van de Minister van
Volksgezondheid en Milieuhygiëne van 19 juli 197*+ zijn richtlijnen aangegeven met
betrekking tôt nieuwbouw van woningen in geluidbelaate gebieden rond luchtvaart-
terreinen. In een reeks ^rieven die in de herfst van 1979 en begin 1980 aan de
betrokken collèges van gedeputeerde staten zijn gericht is het interimbeleid wat
betreft de zonering uitgestippeld. Dit beleid is erop gericht om toeneming van het
aantal ernstig gehinderden zoveel mogelijk te voorkomen. Vooruitlopend op de norm-
stelling, die in de vorm van een Algemene Maatregel van Bestuur inzake grenswaarden
(ex art. 25, 2e lid van de Luchtvaartwetwordt geëffectueerd, dient bij de beoor-
deling van bestemmingsplannen de hierna beschreven normstelling te worden gehanteerd:
Gebieden met een geluidbelasting lager dan 35 KE behoeven niet vrij van geluidhinder
te zijn. Er kan derhalve niet te allen tijde sprake zijn van een uit volksgezondheids-
overwegingen goed leefklimaat.Daarom zal het geluidhinderaspect 00k voor gebieden
buiten de 35 KE Kosteneenhedencontouren bij de ontwikkeling van bouwplannen moeten
worden betrokken. Dit geldt in het bijzonder voor extra geluidgevoelige objecten
als psychiatrische inrichtingen, ziekenhuizen, bejaardenoorden en dergelijke.
De 35-*+0 KE-schil. Bij de beoordeling van bouwplannen dient nog steeds te gelden dat
in gebieden met een lawaaibelasting tussen 35 en Uo KesteneremhedÈn nieuwe woningbouw
op milieuhygiënische gronden niet raadzaam wordt geacht. Slechts overwegingen van
dringende aard zullen, na een bestuurlijke afweging, nieuwe woningbouw toch aan-
vaardbaar kunnen maken. Een tijdig vooroverleg dienaangaande tussen het betrokken
gemeentebestuurhet Collège van Gedeputeerde Staten en de meest betrokken rijks-
vertegenwoordigers (zoals de Hoofdingenieur-Directeur van Volkshuisvesting tevens
Inspecteur, de Inspecteur van de Ruimtelijke Ordening en de Régionale Inspecteur
voor de Milieuhygiëneis noodzakelijk alvorens een bestemmingsplan zinvol kan worden
voorbereid. In het algemeen zullen kleinere, reeds bouwrijp gemaakte plannen kunnen
worden doorgezet. Grotere of globale plannen dienen alvorens aan de uitvoering van
rijkswege kan worden meegewerkt, aan eenheroverweging te worden onderworpen. Steeds
geldt hierbij dat de technisch-akoestische aspecten in het ontwerp van de woningen
moeten worden betrokken. Men dient zich er daarbij van bewust te zijn, dat het
aanbrengen van akoestische voorzieningen niet te allen tijde de oplossing behoeft te
brengen. in deze zonen kan door goed gebruik te maken van de situatie en door een
goed doordacht ontwerp een aanvaardbaar woonklimaat ontstaan.