- 3 - Tijdstip beoordeling omstandigheden Artikel 4 1. Voor de beoordeling van de belastingsplichtigheid en voor de berekening van het recht voor de diensten, genoemd in artikel 2, onder 1 A, gelden de omstandigheden, die bij de aanvang van het belastingjaar aanwezig zijn. 2. Indien de belastingsplicht na de aanvang van het belastingjaar ontstaat, worden voor de in het eerste lid bedoelde beoordeling de omstandigheden, die zich op het tijdstip van aanvang van de belastingplicht voordoen, in aanmerking ^genomen. 3. In het geval dat de belastingplichtige zich in de loop van enige kalendermaand van een belastingjaar in de gemeente vestigt, zal, wanneer hij in de gemeente van herkomst over die maand reinigingsrechten verschuldigd is, over die maand geen reinigingsrechten worden geheven. Artikel 5 1. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt worden de rechten, genoemd in artikel 2, sub 1 A, geheven over zoveel kalendermaand en als na de aanvang van de belastingplicht nog in dat jaar overblijven. Gedeelten van een maand worden hierbij voor een voile maand gerekend. 2. Indien de belastingsplicht in de loop van het kalenderjaar eindigt, is het recht niet meer verschuldigd over zoveel voile kalendermaanden als na het einde van de belastingplicht nog in het jaar overblijven. Artikel 6 Het in de loop van het belastingjaar verlaten van een gebouw of een gedeelte van een gebouw door een belastingplichtige en het tegelijkertijd betrekken van een ander gebouw of gedeelte van een gebouw in de gemeente, alwaar de belasting plichtige wederom gebruik maakt van de in artikel 2, sub 1 A, bedoelde diensten, worden geacht gedurende dat belastingjaar geen wijziging in de in het eerste lid van artikel 4 bedoelde omstandigheden te brengen. Belastingjaar. Artikel 7 Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Wijze van heffing Artikel 8 1. De rechten, genoemd in artikel 2, sub 1 A, worden geheven bij wege van aanslag. 2. De rechten genoemd in artikel 2, sub 1 B, 1 C en 1 D worden geheven door middel van een gedagtekende nota waarop het verschuldigde bedrag is vermeld. Burgemeester en wethouders stellen het model van de nota vast. Belastingstermijnen Artikel 9 De bij wege van aanslag geheven rechten zijn invorderbaar in vier gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand, volgende op die, waarin het aanslagbiljet is gedagtekend, de tweede een maand daarna en zo vervolgens. De bij wege van nota geheven rechten zijn invorderbaar in êén termijn, vervallende êén maand na dagtekening van de nota.

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1981 | | pagina 95