Nr. 83/120
De raad van de gemeente Leeuwarderadeelj
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 oktober 1983, nr. 83/
gelet op de artikelen 272, letter a, en 273 van de gemeentewet, alsmede op
het besluit gemeentelijke onroerend-goedbelastingen
b e s 1 u i t
vast te stellen de volgende:
VEROROENING DP DE HEFFING VAN ONROEREND-GOEDBELASTINGEN
Artikel 1 (voorwerp belasb ingCbelastingplicht)
Terzake van binnen de;gemeente gelegen onroerend goed met uitzondering van ten
behoeve van de land- tuin- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond
worden onder de naam "onroerend-goedbelasting" jaarlijks geheven:
a. een directe belasting van degene, die - naar de omstandigheden beoordeeld-
bij het begin van het belastingjaar een onroerend goed al dan niet krachtens
een zakelijk of persoonlijk recht feitelijk gebruiktj
b. een directe belasting van degene, die bij het begin van het belastingjaar van
een onroerend goed het genot heeft krachtens zakelijk recht.
Artikel 2 Cgrondslag)
De grondslag, waarnaar de in artikel 1 bedoelde belastingen worden geheven, is
de waarde welke aan het onroerend goed in het economische verkeer kan worden
toegekend
Artikel 3 Cbegripsomschrijving)
Deze verordening verstaat onder:
1. een onroerend goed dan wel het onroerend goed:
a. een gebouw eigendom met zijn gebouwde aanhorigheden - daaronder begrepen
de ondergrond van dat eigendom en van die aanhorigheden- en met zijn
ongebouwde aanhorigheden;
b. een ongebouwd eigendom niet zijnde de ondergrond of een aanhorigheid van
een gebouwd eigendom, met zijn gebouwde aanhorigheden - daaronder begrepen
de ondergrond van die aanhorigheden- en met zijn ongebouwde aanhorigheden;
c. indien gedeelten van de onder a. of b. bedoelde eigendommen - andere dan
de gedeelten van een onroerend goed als bedoeld in artikel2, tweede lid,
letter b, van het besluit O.G.B. - blijkens hun indeling zijn bestemd om
als een afzonderlijk geheel te worden gebuikt: elk als zodanig bestemd
gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten te
zamen als een geheel worden gebruikt, die als zodanig gebruikte gedeelten als
één onroerend goed worden aangemerkt;
d. indien twee of meer van de onder a,b, of c. bedoelde eigendommen of gedeelten
van zodanige eigendommen bij eenzelfde belastingplichtige in gebruik zijn
en naar maatschappelijke op/atting bij elkaar behoren: een zodanig samenstel;
e. indien een gedeelte van een onroerend goed als bedoeld onder a. tôt en met
d. buiten de gemeente is gelegen: het binnen de gemeente gelegen gedeelte;
2. aanhorigheden:
gebouwde en ongebouwde eigendommen of gedeelten van zodanige eigendommen
behorende bij en in gebuik zijnde met een gebouwd eigendom, een ongebouwd
eigendom of een gedeelte van een zodanig eigendom, voor zover die eerstbe-
doelde eigendommen, naar de omstandigheden baoordeelddienstbaar zijn aan
dat gebouwde eigendom, dan ongebouwde eigendom of dat gedeelte.