■■I
■I
MQMHHbWMI
tweede blad
Bestuur:
Artikel 5.
1. Het bestuur van de stichting, hierna te noemen het bestuur, bestaat uit
tenminste 5 en ten hoogste 11 personen.
2. De benoeming van de bestuursleden geschiedt als volgt:
a. minimaal drie bestuursleden worden benoemd door de gemeenten waarbin—
nen de stichting haar activiteiten ontplooit, met dien verstande dat
iedere gemeente één bestuurslid benoemt;
bde overige bestuurleden worden benoemd door het zitting hebbende be-
stuur, met dien verstande dat de medewerkers (betaald of onbetaald)
het recht hebben op een bindende voordracht van éën of meerdere per
sonen uit hun midden en tevens dat dit recht ook geldt voor de deel-
nemers aan de activiteiten van de stichting.
3. De bestuursleden worden benoemd voor een zittingsperiode'van vier jaren
en zijn aanslui tend herbenoembaar
4. De bestuursleden treden af volgens een door het bestuur op te stellen
rooster van aftreden.
5. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt voorts:
a. door overlijden;
b. op eigen verzoek;
c. indien het bestuur bij drie/vierde meerderheid van stemmen hiertoe
besluit in een vergadering waarin tenminste drie/vierde van het aan-
tal zittinghebbende bestuursleden aanwezig is
d. door onder curatelestelling;
e.'door een zodanig besluit van de in artikel 5 lid 2a genoemde gemeente,
die het betreffende lid heeft benoemd.
6. Bij tussentijdse vacatures treedt het nieuw benoemde bestuurslid ten aan—
zien van het tijdstip van aftreden in de plaats van zijn voorganger.
7. Het bestuur blijft tôt handelen bevoegd ook al is het volgens het in deze
statuten bepaalde niet voltallig.
8. Bij verschil van mening over de benoeming van bestuursleden en/of wanneer
eens aile bestuursleden zouden komen te ontbreken en voorts indien de over-
gebleven bestuursleden zouden nalaten binnen redelijke termijn in de vaca-
ture(s) te voorzien, zal die voorziening geschieden door de rechtbank op
verzoek van iedere belanghebbende of op vordering van het openbaar mini—
sterie,
Bestuurscompetentie
Artikel 6.
Het bestuur is bêlas t met het besturen van de stichting en met al de taken
van beheer en beschikking.
Artikel 7.
Het bestuur kan bepaalde handelingen, niet vallende onder die handelingen, die
ingevolge het bepaalde in artikel 8 onder de spéciale bestuurscompetentie vallen,
delegeren aan één of meerdere bestuursleden of derden.
Spéciale bestuurscompetentie
Artikel 8.
Het behoort tôt de uitsluitende bevoegdheid van het bestuur besluiten te nemen
terzake van:
a. het verkrijgen, vervreemden, bezwaren, huren, verhuren, pachten en verpach-
ten van onroerende zaken;
b. het overdragen tôt zekerheid of het bezwaren van roerende lichamelijke za
ken;