-2- Ad.b. Uit wat G.S. hier laten zien blijkt andermaal een voorbeeld van het verschil in inzicht dat bestaat over de vraag waar de grens ligt tussen welstand en stedebouw. G.S. achten het kennelijk van stedebouwkundig gewicht aan de vrijstellings- bevoegdheid andere kriteria dan van welstand te verbinden terwijl de gemeente op het standpunt staat dat in de praktijk dit louter een welstandsaangelegen- heid is. Helemaal wordt het uit den boze geacht binnen de woonbestemming aan oude dijk (Leijester Hegedijk en Arjen Roelswei) een vrijstelling tôt 5.50 m. in te bouwen. Door goedkeuring aan dit onderdeel van het bestemmingsplan voorschrift te onthouden wordt de gemeente gedwongen via art. 30 WRO haar visie aan die van de provincie aan te passen. O.i. is deze kwestie niet van een zodanig gewicht dat overwogen moet worden hiertegen Kroonberoep in te stellen. Opmerkelijk is nog wel dat deze vrij- stellingsmogelijkheid indertijd in het kader van een versoepeling van de diverse regels naar de kommissie van overleg is toegezonden en wel in de vorm van een supplément op de voorschriftenDe kommissie heeft meegedeeld tegen de aanpassing geen bezwaar te hebben, Uiteraard laat dit onverlet de bevoegdheid van G.S. bij de beoordeling van het bestemmingsplan in het kader van de goedkeuring tôt een andere (wellicht meer genuanceerde) slotsom te komen. Ad.c. G.S. hebben niet zo ver willen gaan, klaarblijkelijk aan deze onderdelen van de voorschriften de goedkeuring te onthouden. De reden hiervan kan gezocht worden in de omstandigheid dat bij nietgoed- keuring een praktisch onwerkbaar voorschriftenregime was ontstaan. Kent de wet wel een door G.S. opgelegd aanlegvergunningenstelsel bij ont- houding van goedkeuring, echter ziet dit uitsluitend op het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde. Het getuigt van bestuurlijke loyaliteit gehoor te geven aan de dringende op- roep van G.S. de voorschriften in het kader van de art. 30 WRO herziening aan te passen. Ad.d. Het is o.i. onjuist van G.S. het bezwaarschrift van de heer Borger gegrond te verklaren. De heer Borger voert namelijk bezwaren aan waarvan G.S. zeggen dat ze op de voorhand wel hun twijfels daarover hebben, maar dat zij daarop niet verder in hoeven te gaan omdat zij om andere redenen al hun goedkeuring aan het be- wuste plangedeelte hebben onthouden. Omdat het oogmerk van de heer Borger wel zal zijn dat aan dat gedeelte de goedkeuring wordt onthouden, worden de be zwaren die daar dan wel aan ten grondslag zullen liggen, gegrond verklaard. Het lijkt ons nogal duidelijk dat als bezwaren, hoe die dan ook mogen luiden, altijd beogen dat aan een geplande bestemming de goedkeuring wordt onthou den. Het was dan ook juist geweest het bezwaar van de heer Borger op grond van de door hem aangevoerde motieven ongegrond te verklaren. Daarna was er nog ruimte geweest voor een toetsing van de geplande woningbouw aan de uit- gangspunten en doelstellingen van het streekplan. Het resultaat was uiteraard wel hetzelfde geweest, Naar de kant van de heer Borger was e.e.a. ook te rechtvaardigen geweest, immers, zeggen G.S. op zich wel te kunnen instemmen met aile geplande bouwlokatiesGelet evenwel op de strijdigheid met het streekplan hebben ze globaal genomen aan de helft van de nieuwbouwcapaciteit de goedkeuring onthouden. De vraag blijft onbeantwoord waarom daar ook het perceel van de heer Borger onder valt. Waarom niet aan een ander perceel -3- V

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1985 | | pagina 24