- 3 -
c. de zuivering van riool- en ander afvalwater;
d. de winning van delfstoffenj
e. het geven van onderwijs;
f. de verzorging van zieken, gebrekkigen of bejaarden;
4. indien van een onroerend goed, als bedoeld in artikel 3., onder
ten eerste c., d., of e., niet een zelfstandige waarde in het eco-
nomische verkeer kan worden vastgesteld, wordt die waarde gesteld
op een evenredig deel van de waarde in het economisch verkeer dan
wel de gecorrigeerde vervangingswaarde van het eigendom waarvan
het deel uitmaakt;
5. bij de toepassing van de leden 1 tôt en met 3 blijft buiten aanmer-
king de waarde van tôt het onroerende goed behorende, daaraan al
dan niet aard- of nagelvast verbonden werktuigen welke verwijderd
kunnen worden met behoud van hun waarde als zodanig en niet op zich-
zelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;
6. bij toepassing van de leden 1 tôt en met 3 blijft buiten aanmerking
de invloed welke de bouw of verbouwing van een gebouwd eigendom
heeft op de waarde in het economische verkeer van het onroerende
goed, zoals die bouw of die verbouwing nog niet is voltooid of geen
voltooiingsverklaring is afgegeven, dan wel zolang dat gebouwde
eigendom nog niet gereed is gekomen voor feitelijk gebruik over-
eenkomstig de bestemming die met de bouw of verbouwing wordt beoogd;
7. indien met betrekking tôt een onroerend goed de bouw of de verbouwing
van een gebouwd eigendom nog niet is voltooid, doch wel zover is ge-
vorderd dat een gedeelte daarvan in feitelijk gebruik kan worden ge-
nomen overeenkomstig de bestemming die met die bouw of die verbouwing
voor het gehele gebouwde eigendom wordt beoogd, wordt bij het vast-
stellen van de heffingsgrondslag de invloed welke die bouw of die ver
bouwing heeft op de waarde in het economische verkeer voor dat on
roerende goed in aanmerking genomen, voor zover deze kan worden toe-
geschreven aan het voor feitelijk gebruik gereedgekomen gedeelte.
Voor zoveel nodig is voor de waardering van evenbedoeld gedeelte het
vierde lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat
voor de in dat lid bedoelde waarde in het economische verkeer van
het eigendom in de plaats treedt de onderstelde waarde in het econo
misch verkeer welke aan het gebouwde eigendom zou moeten worden toe-
gekend, indien de bouw of de verbouwing reeds geheel was voltooid;
8. indien met betrekking tôt een onroerend goed een gebouwd eigendom ge
heel wordt verbouwd, gepaard gaande met gedeeltelijke afbraak en met
herbouw, één en ander van een zodanige omvang dat naar maatschappelijke
opvatting met die verbouwing de stichting van een geheel nieuw gebouwd
eigendom wordt beoogd, wordt voor de duur van de verbouwing en onver-
minderd het bepaalde in het zevende lid bij het vaststellen van de
heffingsgrondslag de ondergrond van het gebouwde eigendom aangemerkt
als een ongebouwd eigendom;
- 4 -