in afwijking in zoverre van het bepaalde in de leden 1 tôt en met 3
wordt met betrekking tôt het onroerende goed dat tôt woning dient
en deel uitmaakt van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928
CStb. 63) aangewezen landgoed, de waarde in het economisch verkeer
bepaald met inachtneming van een onderstelde verplichting om dat
goed gedurende een tijdvak van 25 jaren als zodanig in stand te
houden en geen opgaand hout te vellen anders dan volgens de regelen
van normaal bosbeheer noodzakelijk of gebruikelijk is;
Artikel 5 (peildatum heffingsgrondslag)
de heffingsgrondslag wordt vastgesteld naar de toestand op 1 januari
1985 en vervolgens naar de toestand op een tijdstip dat telkens 5
jaren later valt.
een op voet van het eerste lid vastgestelde heffingsgrondslag vindt
toepassing voor elk belastingjaar vallende in een tijdvak van 5
achtereenvolgende jaren, welk tijdvak aanvangt op het tijdstip dat
een jaar later valt dan dat waarnaar die heffingsgrondslag laatstêlijk
is vastgesteld.
do hoffingsgrondslag wordt vaetgsstald naar do toectand ap 1 januari
1081 on vorvolgono naar do toootand op oon tijdotip dot tolkona 5 jo-
rnn later valt
Indien met betrekking tôt een onroerend goed de in artikel 1 bedoelde
uitzondering of een in artikel 7 bedoelde vrijstelling niet meer kan
worden toegepast voor een belastingjaar waarvan het begin niet samen-
valt met een in de vorige volzin bedoeld tijdstip, wordt de heffings-
grondslag alsnog vastgesteld op de onderstelde waarde in het economische
verkeer, welke aan dat onroerende goed zou zijn toegekend op het direkt
aan dat belastingjaar voorafgaande tijdstip dat ingevolge het bepaalde
in het eerste lid in aanmerking zou zijn genomen, indien op dat tijd
stip die uitzondering of die vrijstelling niet van toepassing was ge-
weestEen aldus vastgestelde heffingsgrondslag vindt toepassing voor
elk belastingjaar - indien en voor zover daarvoor de evenbedoelde
uitzondering of vrijstelling niet van toepassing is - vallende in een
tijdvak als bedoeld in het tweede lid.
indien de heffingsgrondslag op de voet van het eerste of het derde lid
is vastgesteld en op enig tijdstip gedurende de eerste 5 jaren na een
tijdstip als bedoeld in het eerste lid de waarde in het economische
verkeer wijziging ondergaat als gevolg van, hetzij bouw, daaronder be-
grepen verbouwing, of afbraak, hetzij verandering van bestemming, wordt
in afwijking van het eerste, onderscheidenlijk het derde lid de hef-
fingsgrondslag opnieuw vastgesteld. Die nieuwe heffingsgrondslag wordt
vastgesteld op de onderstelde waarde in het economische verkeer welke
in aanmerking zou zijn genomen, indien die bouw, afbraak of bestemmings-
verandering zijn beslag had gekregen op het tijdstip dat ingevolge het
bepaalde in het eerste lid in aanmerking moet worden genomen. De al
dus vastgestelde heffingsgrondslag treedt in de plaats van die welke op
de voet van het eerste, onderscheidenlijk het derde lid laatstêlijk is
vastgesteld en vindt voor het eerst toepassing voor het belastingjaar
volgende op dat waarin de wijziging van de waarde in het economische
verkeer is ingetreden.