Vrijstellingen van bestemmingsplanvoorschriften In een bestemmingsplan worden regels opgenomen ten aanzien van het gebruik van de grond en de gebouwen die daar al dan niet opgebouwd mogen worden. Daarbij kunnen tevens regels ten aanzien van de omvang van deze gebouwen gegeven wor den. Afhankelijk van het soort bestemmingsplan kan een drietal bestemmingsplannen on- derscheiden worden, te weten, het gedetailleerde bestemmingsplan, het globale bestemmingsplan en het nader uit te werken bestemmingsplan. Gelet op de opgedane praktijk van de afgelopen jaren is in ons land een voor- keur ontstaan voor bestemmingsplannen met een globaal karakter. Zolang de plannen die voor een wat meer globale regeling in aanmerking komen nog niet veranderd zijn, zal er ten aanzien van het verlenen van vrijstellingen van de gedetailleerde voorschriften geroeid moeten worden met de regels die we heb- ben. De stand van zaken met betrekking tôt die vrijstellingsmogelijkheden ziet er na invoering van de nieuwe wet op de ruimtelijke ordening als volgt uit. Een onderscheid kan gemaakt worden naar de vrijstellingsmogelijkheden die in het bestemmingsplan zelf zijn opgenomen en de mogelijkheden die daartoe rechtstreeks in de wet zijn opgenomen. In het eerste geval staat er in de bestemmingsplannen nogal eens aangegeven dat burgemeester en wethouders, al dan niet onder goedkeuring van gedeputeer- de staten, vrijstelling kunnen verlenen van de diverse voorgeschreven maatvoe- ringen ten aanzien van gebouwen danwel het voorgeschreven gebruik van gronden en gebouwen. In het tweede geval gaat het om vier mogelijkheden. Ten eerste is er de tijdelijke vrijstelling die in artikel 17 is opgenomen. Dit artikel bepaalt dat burgemeester en wethouders voor een période van maxi- maal vijf jaar een uitzondering op het bestemmingsplan kunnen maken door een tijdelijke vrijstelling te geven. In de praktijk moet daarbij gedacht worden aan een noodschool, een bouwkeet of een noodwinkel. Na afloop van de vrijstel- lingsperiode zal in principe de situatie weer aan het bestemmingsplan moeten worden aangepast. Ten tweede is in artikel 18 de vrijstellingsmogelijkheid geregeld voor de bouw van kassen en andere bedrijfsgebouwen van lichte konstruktie voor land- en tuinbouw. Van geval tôt geval kunnen burgemeester en wethouders de période •vaststellen waarvoor de vrijstelling zal gelden. Ten derde is er het artikel 18A dat de vrijstelling regelt voor de zogenaamde kruimelgevallen. Welke deze gevallen zijn, staat in het besluit op de ruimte lijke ordening. Als voorbeeld kunnen genoemd worden: allerhande bijgebouwtjes tôt een inhoud van maximaal 50 m3, afdakjes, dakkapellen, tuinmeubilair als pergola's en zonnewijzersschuttingen en gebouwtjes ten dienste van openbaar nut, ook weer tôt een inhoud van maximaal 50 m3. Voor dit soort zaken is trouwens ten aile tijde een bouwvergunning vereist. Ten vierde is er het bekende artikel 19. Op grond van dit artikel kan vrijstel ling van een bestemmingsplan worden verleend wanneer voor dat gebied een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding is. De werkzaamheden en/of bouwwerken waar voor de vrijstelling nodig is moet dan wel passen binnen dat in voorbereiding zijnde bestemmingsplan. 1

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1986 | | pagina 115