3
Afdeling 2 Bepalingen betreffende lozingen door middel van een werk
vanuit overige bedrijven of instellingen
Artikel 3 Kennisgevingsplicht
1 degene die voornemens is door middel van een werk afvalstoffen in de
riolering te lozen vanuit andere bedrijven of instellingen dan genoemd in
artikel 2, tweede lid, moet hiervan twee maanden voordat de lozing zal
aanvangen aan burgemeester en wethouders schriftelijk kennis geven met
inachtneming van hetgeen hierna daaromtrent bepaald is.
2. Het bepaalde in het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op
een voornemen tôt wijziging van de samenstelling, eigenschappen of
hoeveelheid van de te lozen afvalstoffen, dan wel een wijziging van de
tijdsduur van de lozing.
3. Een kennisgeving als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt onder-
tekend en ingediend door d egene die het werk feitelijk zal gebruiken of
gebruikt, dan wel degene die de lozing laat plaatshebben. De in dit lid
bedoelde personen zijn bevoegd een gemachtigde aan te wijzen; in dat geval
dient bij de kennisgeving een machtiging te worden overgelegd.
4. Kennisgevingen als bedoeld in het eerste en tweede lid worden schriftelijk
ingediend in 2-voud en bevatten in elk geval:
a.naam en adres van degene die het feitelijk zal gebruiken of gebruik dan
wel degene die de lozing laat plaatshebben;
b.een opgave van de wijze van lozen alsmede een nauwkeurige karakterisering
van de te lozen afvalstoffen naar samenstelling, eigenschappen en hoeveelheid.
5.Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels te stellen met betrek-
king tôt de inhoud van de kennisgeving en de daarbij over te leggen bescheiden,
6.Burgemeester en wethouders kunnen in overleg met de waterbeheerder bij
openbaar bekend te maken besluit categorieën van bedrijven of instellingen
vrijstellen van het bepaalde in lid 1 en lid 2.
7. Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt niet voor zover de Wet
verontreiniging oppervlaktewateren van toepassing is.
Artikel 4 Algemene voorschriften
1. Voor bedrijven en instellingen waarvoor een kennisgevingsplicht als
bedoeld in artikel 3, eerste lid, geldt en die bovendien genoemd zijn in
het derde lid, is het toegestaan door middel van een werk afvalstoffen in
de riolering te lozen met inachtneming van de in het tweede lid genoemdé
algemene voorschriften voor zover deze in het derde lid op de daarin genoemde
bedrijven en instellingen van toepassing zijn verklaard.
2. De algemene voorschriften luiden als volgt:
A. Het gehalte aan minérale olie in het te lozen afvalwater mag niet meer
bedragen dan 200 mg/1, bepaald volgens NEN 6673.
B. Vloeistoffen op basis van minérale olie, zoals afgewerkt olie,alsmede
smeer- en systeemoliën die vrijkomen bij het onderhouden, herstellen en/of
reinigen van voertuigen of onderdelen daarvan en accuzuur mogen niet worden
geloosd
C. Het gehalte aan plantaardige oliën en dierlijke vetten in het te lozen
afvalwater mag niet meer dan 200 MG/1 bedragen, bepaald volgens NEN 3235.9.2.1
dan wel NEN 3235.9.2.2.
- 4 -
ng