- 8 - Artikel 17 Tijdsduur vergunning 1. De vergunning kan voor een bepaalde termijn worden verleend indien: a. de lozing een tijdelijk karakter zal hebben; b. een aan de gemeente verleende vergunning voor het brengen van het rioolwater in oppervlaktewater of naar een rioolwaterzuiveringsinstallatie of enig ander werk waarop de riolering is aangesloten, tôt het verlenen van een vergunning voor een bepaalde termijn noopt. c. indien niet met voldoende zekerheid kan worden geoordeeld over de te verwachten schadelijkheid van de lozing voor de riolering 2. Na het verstrijken van de termijn als bedoeld in het eerste lid blijft de ver gunning van kracht zo lang op een tijdig ingediende aanvraag om verlenging niet is beslist. Artikel 18 Zakelijk karakter vergunning 1. De vergunning geldt zowel voor degene te viens naam zij is gesteld als voor zijn rechtsverkrijgenden. 2. Van de rechtsovergang geeft de rechtsverkrijgende binnen een maand na de rechtsovergang schriftelijk kennis aan burgemeester en wethouders. Artikel 19 Weigering vergunning De vergunning wordt geweigerd indien het verlenen ervan strijd zou opleveren met het belang ter bescherming waarvan de vergunning is vereist. In ieder geval wordt de vergunning geweigerd indien het verlenen ervan in strijd zou zijn met de voorschriften welke door de waterbeheerder aan de gemeente zijn gegeven, een verzoek van de gemeente tôt wijziging van deze voorschriften is afgewezen en die afwijzing onherroepelijk is geworden. Artikel 20 Intrekking of wijziging van vergunning 1. De vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd: a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens blijken te zijn verstrekt; b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opge- treden na het verlenen van de vergunning, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waar van de vergunnning is vereist; c. indien de aan de vergunning verbonden voorschriften niet zijn of worden na- gekomen; d. indien van de vergunning geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijnstelling, binnen of gedurende een redelijke termijn; e. indien de houder of zijn rechtsverkrijgende dit verzoekt, 2. Een besluit tôt intrekking of wijziging van een vergunning is met redenen omkleed en wordt niet genomen dan nadat de houder van de vergunning en de beheerder in de gelegenheid zijn gesteld binnen een door burgemeester en wethouders te stel- len termijn hun oordeel kenbaar te maken omtrent het voornemen tôt het nemen van dit besluit. 3. Het in het tweede lid bepaalde blijft buiten toepassing in spoedeisende geval- len. 4. Artikel 13 is van overeenkomstige toepassing, Artikel 21 Bepalingen betreffende nadere voorschriften 1Burgemeester en wethouders kunnen nadere voorschriften als bedoeld in ar tikel 5 en artikel 8, vijfde lid al dan niet voor een bepaalde termijn opleggen. 2. Burgemeester en wethouuers kunnen, spoedeisende gevallen uitgezonderd nadere voorschriften niet opleggen dan nadat degene aan wie deze voorschriften zullen worden opgelegd in de gelegenheid is gesteld binnen een door burgemeester en wethouders te stellen termijn zijn oordeel hierover kenbaar maken. 3o Het bepaalde in de artikelen 13,14,15,18,20 is op nadere voorschriften van overeenkomstige toepassing. - 9 -

Historisch Centrum Leeuwarden

Notulen van de gemeenteraad van Leeuwarderadeel | 1987 | | pagina 60