in werking moet zijn getreden voor 1 januari van het desbetreffende
jaar.
3. Het algemeen bestuur regelt, onder goedkeuring van gedeputeerde staten,
de financiële gevolgen, alsmede de overige gevolgen van de uittreding.
Artikel 28
1. Deze regeling kan worden gewijzigd indien vijf raden daartoe besluiten,
met uitzondering van de artikelen 4 en 5. Voor wijziging van de hiervoor
genoemde artikelen is unanimiteit vereist.
2. Indien het algemeen bestuur of tenminste een raad wijziging wenselijk
acht, doet het een daartoe strekkend voorstel aan de raden. Een raad,
die wijziging wenselijk acht, richt het daartoe strekkende voorstel
aan het algemeen bestuur.
Artikel 29
1. Deze regeling kan worden opgeheven indien aile raden daartoe besluiten.
2. Een besluit tôt opheffing van de regeling treedt niet eerder in wer-
king dan met ingang van 1 januari van het jaar volgende op dat, waar-
in het besluit door gedeputeerde staten is goedgekeurd.
3. In geval van opheffing wordt het dagelijks'bestuur met de liquidatie
van het Taxivervoer Noord-Friesland belast. Het liquidatieplan wordt
door het algemeen bestuur, de raden gehoord, vastgesteld.
4. Ter uitvoering van de liquidatie blijft het dagelijks bestuur zo nodig
na het tijdstip van opheffing van de regeling in functie.
5. Een batig saldo komt ten bate, een nadelig saldo komt ten laste van de
deelnemende gemeenten. Dit batig danwel nadelig saldo wordt naar ver-
houding van het inwonertal van de gemeenten op 1 januari van het jaar,
voorafgaande aan het jaar waarop de regeling wordt opgeheven, vastge
steld. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aange-
houden de door het Centraal Bureau van de Statistiek bekend gemaakte
bevolkingscijfers
XIII. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 30
1. De eerste aanwijzing van leden en plaatsvervangende leden voor het al-
-10-